Voedings en Genotsmiddelen

dr. M. Wagenaar (1938)

Gepubliceerd op 26-01-2019

Voeding (benoodigde hoeveelheid)

betekenis & definitie

Voeding (benoodigde hoeveelheid) - Deze kwestie is sterk afhankelijk van individueele factoren. Een absolute uitspraak kan hier niet verwacht worden. Toch staan ons in de literatuur vele gegevens ter beschikking, op grond waarvan toch wel eenige richtlijnen aangegeven kunnen worden. Het zwaartepunt ligt bij de eiwitten.

Koolhydraten en vetten zijn betrekkelijk eenvoudige verbindingen vergeleken bij de eiwitten. De eiwitten worden in het verteringsproces in het lichaam in tal van bouwsteenen gesplitst, waaruit het lichaam het eigen eiwit moet opbouwen (zie Eiwit, stofwisseling). De eiwitvoeding hangt dus samen met de „biologische waarde” van het desbetreffende eiwit, d.w.z. of het alle splitsingsproducten zal leveren (verschillende peptonen en aminozuren), die voor het lichaam wenschelijk of noodzakelijk zijn. Wanneer men dan ook een maat voor het noodzakelijk eiwit aangeeft, bedoelt men eiwit van hooge biologische waarde, zooals het eiwit uit malsch vleesch, kaas, rijst of aardappelen. Voit en Rubner hebben indertijd op tal van gegevens deze hoeveelheid voor een Europeaan vastgesteld op 100—130 g. Meermalen heeft men zich afgevraagd, of ook niet een geringer eiwitrantsoen voldoende zou zijn. Tijdens de voedselschaarschte in den wereldoorlog is wel gebleken, dat de mensch ook in dat opzicht een groot aanpassingsvermogen heeft. Op den duur leidt een rantsoen, dat zeer belangrijk van de gegeven maat afwijkt evenwel tot ondervoeding. Toch kan men op verschillende gronden wel aannemen, dat de genoemde waarde van ca. 120 g aan den hoogen kant is en bij voldoende hoeveelheid vet en koolhydraten gerust op 80—90 g van een volwaardig eiwit gesteld Zou kunnen worden, waarvan zoo mogelijk de helft uit dierlijk eiwit moet bestaan.

Rubner geeft als dagelijks benoodigde calorieënwaarde 3000—3500. Ook dit is hoog geraamd, ofschoon hierbij natuurlijk een sterk persoonlijk element zal spreken. Gerekend wordt hierbij op de behoefte aan voedsel voor een volwassen man van normale gezondheid, lichaamsgewicht en arbeidsprestatie. Met een eenvoudige factor kan men deze waarde omrekenen voor andere leeftijden. Zoo is dit bijv. voor kinderen beneden het jaar 0,2 X 3000 of 600 calorieën.

Voor kinderen van 2—3 jaar 0,3 X 3000 of 900 calorieën; voor den leeftijd van 4—5 jaar 0,4 of 1200 calorieën; voor 6—7 jaar 0,5 of 1500 calorieën; voor leeftijd van 8—9 jaar 0,6 of 1800 calorieën. Voor 10—11 jaar den factor 0,7, dus 2100 calorieën; voor 12—13 jaar 0,8, dus 2400 calorieën. Boven 14 jaar, voor mannen 3000 calorieën, voor vrouwen 2400, terwijl voor mannen en vrouwen boven 60 jaar ook 2400 calorieën gerekend wordt. Natuurlijk is het niet alleen een kwestie van calorieën, maar ook een vraagstuk van vitaminen.

< >