Azijn (verschillende soorten en wettelijke eischen) - Een organisch zuur, dat bij de bereiding van spijzen en conserven zeer vaak gebruikt wordt. Men zou zich de huishouding moeilijk kunnen denken zonder azijn, ofschoon deze vloeistof bij tal van toepassingen uitstekend vervangen kan worden door citroensap. Azijn is geen vruchtenzuur zooals citroen- of wijnsteenzuur. Dit zuur wordt door bacteriën, (de azijnbacteriën) gemaakt uit alkoholhoudende vloeistoffen (bijv. uit wijn of bier).
De azijnbereiding is vrij eenvoudig. Een doorboord eiken vat is gevuld met beukenkrullen, op deze houtkrullen leeft de „azijnmoer”. Deze micro-organismen leven van verdunden alkohol en zetten de vloeistof om in azijnzuur. Voor dit verbrandingsproces is veel zuurstof noodig, vandaar dat de verbranding in geperforeerde vaten moet gebeuren, waar door alle openingen de lucht vrij kan toetreden. Dit is de „natuurlijke” azijn.
Een ander product is de zoogenaamde ,,houtazijn”, deze ontstaat bij droge destillatie (verhitting buiten toetreding van de buitenlucht) van hout. Men zuivert dit ruw product; wanneer het daarna geconcentreerd wordt, verkrijgt men ijsazijn. Dit is een vloeistof, waarmede men voorzichtig moet zijn en die nooit onverdund in de huishouding aanwezig mag zijn. De verschillende eischen waaraan huishoudazijn moet voldoen, worden omschreven in het Azijnbesluit. Wij citeeren hieruit de voornaamste bepalingen:
Het gehalte aan azijnzuur moet minstens 4 % bedragen (behalve in wijnazijn en vruchtenazijn, echter met dien verstande, dat daarin alleen zuren voor mogen komen, die van nature in de grondstof aanwezig zijn geweest.). Conserveermiddelen mogen niet aanwezig zijn, evenmin vreemde stoffen of metaalverbindingen. Rozijnazijn, vruchtenazijn, wijnazijn, bierazijn, dragonazijn enz. enz. moeten een vastgesteld extract hebben (keukenzoutvrij extract minstens 0,7 %). Verder moeten dergelijke producten geheel door gisting zijn bereid en het azijnzuur gehalte moet minstens 5,5 % bedragen. Ze moeten in eigenschappen overeenkomen met de soorten, waarvan zij den naam dragen. Dubbele en Spritazijn, moeten een gehalte hebben van minstens 8 %. Azijnzuuroplossingen van 12,5 % 80 %, moeten aangeduid worden als Azijnzuuroplossing, gevolgd door opgave van het percentage. Azijnzuuroplossingen van 80 % en sterker moeten aangeduid worden als Azijnessence.
Deze sterke azijnoplossingen, die dus een gevaarlijke concentratie aan azijnzuur bevatten, moeten als waarschuwing het goed zichtbare opschrift dragen „Gevaarlijk bij onverdund gebruik”. Bij verpakkingen van minder dan 1/4 liter letterhoogte minstens 3 mm, bij grootere hoeveelheid minstens 10 mm. Aan dezen veiligheidsmaatregel wordt streng de hand gehouden. Verder moeten de verschillende producten normaal zijn van smaak, geur en kleur. Ze moeten helder zijn en er mogen slechts zeer weinig azijnaaltjes, kaam, schimmel of bezinksel in voorkomen.
Op verpakkingen met een inhoudsmaat van kleiner dan 2 liter moet de verplichte en aangegeven aanduiding aangebracht worden in letters met een hoogte van minstens 6 millimeter. Is de inhoud meer dan 2 liter dan bedraagt deze voorgeschreven letterhoogte minstens 2 centimeter. Dit opschrift mag ook aangebracht zijn op een bord onmiddellijk boven den voorraad. Maten, trechters enz., die lood of zink afgeven, mogen niet gebruikt worden.
Vergiftigingen door het bij vergissing drinken van sterk azijnzuur, kunnen gezien deze voorzorgsmaatregelen alleen bij grove nalatigheid voorkomen. In zulke gevallen geve men onmiddellijk een flinken lepel dubbelkoolzure soda, krijt of magnesia, terwijl men den getroffene flink laat drinken. Zijn dergelijke middelen niet direct aanwezig dan zeer verdunde gewone soda of desnoods groote hoeveelheden verdund zeepwater. Men houde het fleschje met azijnessence achter slot, of nog beter men gebruike in de huishouding alleen maar huishoudazijn. Deze is niet duur, zoodat het gebruik van essence toch geen besparing van beteekenis geeft.