Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

Gepubliceerd op 14-11-2019

God wouds

betekenis & definitie

Wouds is een vorm van het werkwoord wouden ‘(iets) regelen, besturen, beschikken over (iets)’. Dat werkwoord regeert meestal een tweede naamval en is sinds lang verouderd, behalve in Vlaams-België, waar god wouds nog wordt aangetroffen.

De verbinding is ontstaan uit God woude des en wordt ook wel geschreven als godwouds God bestiere het!, God doe het lukken!, aan Gods hoede zij het overgelaten’. Ook is overgeleverd dat God moest wouden. Oorspronkelijk werd de formule gebruikt bij het begin van een belangrijke of plechtige handeling of in de aanhef van stukken met de bedoeling onheil te bezweren en Gods zegen in te roepen over hetgeen zou volgen.

Die oorspronkelijke betekenis kon zich in later tijd ontwikkelen tot een uitroep van verontwaardiging over iets ergerlijks: ‘o schande, erg genoeg’. Soms is het niet meer dan een halve vloek ‘waarlijk!, waarachtig!’ Reeds vroeg schijnt God wouds te zijn opgevat als God woude (wilde) het, denkelijk door verwarring met een uitdrukking als het Middelnederlandse alst God woude ‘zoals God het wilde, beschikt heeft, door of volgens Gods bestuur’.

In de 16de en 17de eeuw heeft de verbinding ook dienst gedaan als uitroep van verontwaardiging over iets ergerlijks, net zoals God betere het. Aldus het wnt.

< >