beeldje waarvan men zich bij vele volken van den Indischen Archipel bedient als medium, om zich met de ziel van een afgestorvene in betrekking te stellen. Bij de Papoea’s laat men onmiddellijk na de begrafenis door een toovenaar en veelal onder allerlei ceremoniëel zoodanig Z. (hier korwar geheeten) maken en noodigt de ziel uit, daarin te treden.
Men schrijft dan aan het beeld allerlei wonderkrachten toe en in den eersten tijd wordt het met grooten eerbied behandeld. Op Java hebben alleen de Tenggereezen zielenbeeldjes. Overal waar de Islam overheerschend is, verdwijnt dit gebruik meer en meer, hoewel T bij epidemiën en andere groote rampen weder opduikt.