noemt men de holle inwendige ruimte van een vuurwapen (kanon of geweer). Men onderscheidt vuurwapenen met gladde en die met . getrokken ziel.
De ouderwetsche vuurmonden (en tegenwoordig nog bij het Nederlandsche geschut de houwitsers of kartetsvuurmonden en de Coehoornmortieren) hebben een gladde ziel en kunnen dientengevolge slechts ronde projectielen schieten of werpen, respectievelijk ronde granaten, massieve kogels, brand- en lichtkogels en bovendien uit de gewone gladde vuurmonden tevens kartetsen (bussen met kogels). Alle vuurwapens met gladde ziel zijn vóórlaadwapens, behalve enkele zeer gebrekkige modellen van vuurmonden in de middeleeuwen (Rijksmuseum), d. w. z. dat de lading van voren in ’t vuurwapen wordt gebracht en met laadstok of laadgereedschappen verder wordt geduwd tot achter tegen het uiteinde van den loop (of stootbodem van het kanon). Sommige pistolen en kamerbuksen schieten echter ook op zeer geringen afstand ronde kogels, terwijl ze van achteren worden geladen. De achterlaadvuurwapens (revolvers, pistolen, karabijnen, geweren, kanonnen, houwitsers en mortieren) van den tegenwoordigen tijd hebben echter eene getrokken ziel, d. w. z. in de ziel zijn aangebracht spiraalvormige groeven of trekken, waardoor het projectiel eene wentelende beweging om zijn lengte-as verkrijgt en men in staat is gesteld aan langwerpige, cylinder- en peervormige (ogiefvormige) projectielen eene standvastige baan te verzekeren in het luchtruim, waardoor zij grooter trefkans verkrijgen en een standvastige rechtsche of linksche afwijking (derivatie). De ziel bij de gladde vuurmonden is zuiver cylindervormig met uitzondering van soms aan het achtereinde een kegelvormige of cylindervormige vernauwing voor meer voordeelige aanwending der buskruitlading. De ziel der getrokken vuurwapens gaat door één of meer overgangskegels bijna onmerkbaar over in de ligplaats voor de lading (projectiel en kardoes of wel patroon).
Deze overgangskegels dienen om het projectiel geleidelijk door de trekken of groeven heen te wringen bij het afgaan van het schot, waardoor de ziel minder slijt en het projectiel een regelmatige beweging verkrijgt. Bij de nederlandsche militaire wapens zijn de trekken in de ziel zoogenaamd rechts aangebracht, d. w. z. wanneer men achter het vuurwapen staande front daarnaar maakt, dan gaan de spiraalvormige trekken in de richting van links boven-over naar rechts en veroorzaken alsdan een standvasige rechtsche afwijking, welke toeneemt met het grooter worden van den afstand, waarop men schiet en welke afwijking of derivatie wordt gecorrigeerd met de zoogenaamde correctie voor de derivatie. De spiraalvormige trekken in de ziel van vuurwapens hebben een groote spoed (zeer geringe helling met de as der ziel), welke spoed in den aanvang (bij de ligplaats van het projectiel) soms oneindig groot is en naar de monding toe langzamerhand vermindert (z.g.n. progressieve trekken); hierdoor wordt de draaiende beweging van het projectiel geleidelijk versneld.