duitsch geschiedschrijver en dichter, geb. 1798 te Waldenburg in Silezië, bezocht meerdere duitsehe hoogescholen, was sedert 1825 redacteur van het „Literaturblatt”, nadat hij reeds had medegewerkt aan de „Europ. Blätter” (1824—25).
In dienzelfden tijd verscheen zijn Geschichte der Deutschen (3 dln.), zijn werk Die deutsche Literatur (2 dln., 1828) vond van vele zijden bestrijding. Als dichter is M. vooral bekend door de sprookjes Rübezahl en Narcissus. Tot zijn overige geschriften behooren o. a. de romans Furore (3 dln.), Mytholog. Forschungen und Samlungen, Die Gesänge der Völker, Deutsche Dichtung von der ältesten bis auf die neueste Zeit (3 dln.), Geschichte Europas von 1789—1815 (2 dln.), Die letzten 120 . Jahre der Weltgeschichte, 1740—1860 (6 dln.), Allgemeine Weltgeschichte (12 dln.), Christi. Symbolik (1854). Toen zijn „Literaturblatt” in 1848 te gronde ging, begon hij in 1852 opnieuw de uitgave daarvan als het orgaan der kerkelijke partij en van het duitsche patriottismus. Over het duitsehe vraagstuk sprak hij zijn oordeel uit in het kleine geschrift Preussen und Oesterreich im J. 1866 (Stuttg. 1866).
