lat. Ladislaus (zie ald:), is de naam van eenige hertogen en koningen van Polen.
W. I, hertog 1081—1102, ondernam verschillende gelukkige krijgstochten tegen de Pommeren en onderdrukte een opstand van zijn natuurlijken zoon Zbignew. W. overleed te Ploek, waar voor hem in den Dom een prachtig grafmonument werd opgericht.
W. II, hertog, kleinzoon van den vorige, erlangde bij de verdeeling van Polen door Bolislaw III in 1134 Krakau en Silezië en het senatoriaat over zijn broeders. Doch toen hij dezen de hun toegewezen landen wilde ontnemen, werd hij door hen bij Posen verslagen, door den paus in den ban gedaan en genoodzaakt met zijn gemalin Agnes naar Duitschland te vluchten. Tevergeefs poogde keizer Frederik I hem in het bezit van zijn troon te herstellen. Hij stierf te Altenburg 1162.
W. III, hertog van Groot-Polen, zag zich ten gevolge van zijn twist met de kerk genoodzaakt zijn opperheerschappij over de andere poolsche vorsten op te geven (1207), werd door zijn neef Wladislaw Odoniez uit zijn hertogdom verdreven en stierf in 1231.
W. IV hertog van Krakau, bijgenaamd Lokietek (de Ellenlange), geb. 1260, gest. 1333, werd 1319 koning van Polen.
W. II, Jagello, koning, zie Jagello.
W. III, koning, zoon van den vorige, geb. 1424, 1434 gekroond, 1439 ook in Hongarije tot koning gekozen, viel 1444 in den slag bij War na tegen de Turken.
W. IV, zoon van Sigismond III uit het huis Wasa, geb. 1595, regeerde 1632—48, overwon 1634 de Russen; begunstigde de Jezuïeten.