eng. zeevaarder, 1789 te Cropton in het graafschap York geb., begon zijn loopbaan als zeeman, onder de leiding zijns vaders, bij de walvischvangst en maakte zich den wintertijd ten nutte om op de hoogeschool te Edinburg theoretische kennis op te doen. Op het schip zijns vaders drong hij tot 81° 30' N.B. door.
Zijn 17-jarige ervaring in de noordelijke zeeën deelde hij mede in het beroemde Account of the arctic regions (2 dln., Lond. 1820). In 1822 onderzocht hij voor het eerst de kust van Groenland tusschen 70° en 75° N.B. en ontwierp de eerste nauwkeurige kaart van deze kust. Hij gaf van deze merkwaardige reis verslag in zijn Journal of a voyage to the northern whalefishery (Edingb. 1823). Ook deed hij het eerst nauwkeurige waarnemingen omtrent de electriciteit der lucht op die hooge breedte. In 1823 verwisselde hij het zeemansbedrijf met de studie der godgeleerdheid, werd in 1834 baccalaureus en trad in dienst der eng. kerk. Intusschen bestudeerde hij nog den invloed, dien het ijzer op de schepen op het kompas uitoefent. Om dit onderzoek voort te zetten, ondernam hij in zijn laatste levensjaren een reis naar Australië. S. stierf in 1857 te Torquay.
