engelsch ontleed-, heel- en verloskundige, broeder van den vorige, geb. 23 Mei 1718 in het schotsche graafschap Lanark; tot tweeden chirurg aan het St. George-hospitaal te Londen benoemd, hield hij aldaar in 1746 geneeskundige voorlezingen, deed in 1747 een wetenschappelijke reis naar Frankrijk en Holland en hield zich vervolgens te Londen vooral met ontleed- en verloskunde bezig.
Bij de oprichting der academie van beeldende kunsten in 1768 werd hij tot hoogleeraar in de ontleedkunde benoemd. Zijn aanzienlijk vermogen besteedde hij grootendeels aan ontleedkundige preparaten, boeken, mineraliën en munten, welke volgens zijn testament na zijn dood (30 Maart 1783) Het eigendom der academie te Glasgow werden. H. schreef verscheidene verhandelingen in de „Philosoph. Transactions”, de „Transact, of the med. society of Lond.” en in zijn Medical commentaries. Zijn belangrijkste werk is: Anatomy of the human grarid uterus (1774).