geb. 1857 te Magelang, was te Amsterdam eenigen tijd onderwijzer aan een openbare school, bereidde zich intusschen voor tot het universitair onderwijs en promoveerde in 1884 te Amsterdam tot doctor in de rechtswetenschap, op proefschrift: De rechtsgrond der schadevergoeding voor preventieve hechtenis. Door prof.
Moltzer aanbevolen aan de transvaalsche commissie, die na de onderteekening van het verdrag van 1884 met Engeland ook Nederland bezocht, had president Kruger hem kort tevoren het voorstel gedaan om als staats-procureur in dienst te treden der Zuid-Afrikaansche Republiek, welk voorstel hij aanvaardde; genoemd ambt verwisselde hij in 1889 met dat van staats-secretaris; in dezen werkkring heeft hij een belangrijk aandeel gehad in de organisatie der jonge republiek, die hij bovendien ook als bekwaam diplomaat belangrijke diensten bewees. Einde 1897 werd hij tot vertegenwoordiger der republiek in Europa benoemd, wat hij bleef tot aan haar annexatie door Groot-Britannië.