Duitsch taalvorscher, zoon des vorigen, geb. 8 Maart 1837 te Berlijn, studeerde te Bonn en te Berlijn philologie, begaf zich in 1855 naar Natal, bereisde het binnenland dezer kolonie benevens de naburige kafferlanden, bestudeerde de talen, zeden en instellingen der inboorlingen aldaar, en vestigde zich in 1856 te Kaapstad, waar hij een aanstelling verkreeg, die hem in staat stelde de aangevangen studiën voort te zetten: hij overleed 17 Aug. 1875 te Kaapstad. Hij schreef: De nominum generibus linguarum Africae australis (1851, dissertatie), een woordenboek der Mozambique-taal (Lond., 1856), Reynard the Fox in South Africa, or Hottentot fahles and tales (Lond. 1864), lieber den Ursprung der Sprache (1868), en Comparative grammar of South African languages (dl.
I en II, Lond., 1862—69, zijn hoofdwerk).