duitsch militair schrijver, 1821—78, werd 1840 officier bij de genie; om zijn vrijzinnige ideeën en zijn geschrift Der deutsche Militärstaat vor und während der Revolution (1850) werd hij in hechtenis genomen, doch ontvluchtte en vestigde zich in Zürich, waar hij' militaire voordrachten aan de universiteit hield; 1860' begaf hij zich naar Sicilië tot Garibaldi en besliste in den slag bij de Volturno de overwinning. Na het einde van den oorlog keerde hij naar Zwitserland terug en werd 1870 tot overste gekozen.
Van zijn werken, die tot de beste voortbrengselen der nieuwere krijgskundige literatuur behooren, noemen wij: Geschichte des griech. Kriegwesens (met KÖchly, 1852), Heerwesen und Kriegführung Cäsars (1855), Der Krieg von 1805 in Deutschland und Italien (1854), Die ersten Feldzüge Bonapartes in Italien und Deutschland 1796 und 1797 (1867); voorts schreef hij een aantal krijgskundige werken in engeren zin, zooals Allgemeine Taktik (1858), e. a,Zijn broeder Alexander R., geb. 1824, nam aa(n den duitschen oorlog van 1863 als majoor i,n pruisischen dienst deel, werd d,aarbiji gewo,nd en overl. 24 Juli in het hospitaal te Horzitz. Hij trad als schrijver op met het werk Der Küstenkrieg (1848).
Een andere broeder, Cäsar R., geb. 18 Juni 1826, trad eveneens in het pruisisch leger, was als leeraar der taktiek aan de krijgsschool te Erfurt werkzaam; hij sneuvelde as majoor in den duitschen oorlog van 1866 in het gevecht bij Dermbach, 4 Juli. Hij verwierf zich een blijvenden naam door zijn groot werk Die Kriegshemdfeuerwaffen (dl. 1 en 2, Berl. 1857—64) en schreef voorts nog andere werken over vuurwapenen.