Hieronder worden verstaan al die districten, welke tot gemeenschappelijke waterkeering of waterloozing zijn verbonden. Die benaming omvat dus alle hoogheemraadschappen, heemraadschappen en polders.
Ingevolge art. 15 der wet van 10 Nov. 1900 (St. 76), worden de voorzitters of leden van de dagelijksche besturen van waterschappen, met de verdediging tegen zeewater of opperwater der groote rivieren — en dus niet enkel met de keering van zomerwater — belast, door de Koningin benoemd, geschorst en ontslagen; volgens de reglementen van andere waterschappen kan aan de Koningin gelijke bevoegdheid worden toegekend.
Krachtens de Grondwet, de provinciale wet en de wet van 13 Juli 1895 (St. 113) behoort het toezicht op de waterschappen aan de Staten der provinciën, terwijl het beistuur daarvan wordt geregeld bij algemeene of bijzondere reglementen, door de provinciale Staten, met Koninklijke goedkeuring, vast te stellen. Voor zoodanige besturen, welke nalatig of onwillig zijn, aan de bevelen van Gedeputeerde Staten met betrekking tot uitvoering of opruiming van werken, gevolg te geven, zijn dwangmiddelen verordend.
De waterschappen zijn in Nederland veelvuldig.
Waterschappen van meer dan 500 H.A. oppervlakte :
In Noord-Brabant zijn er vijf-en-tachtig; in Gelderland vijf-en-dertig; in Zuid-Holland honderd vier-en-negentig; in Noord-Holland achten-dertig; in Zeeland twee-en-tachtig; in Utrecht vijf-en-zeventig; in Friesland zes-en-twintig; in Overijsel dertig; in Groningen vijf-en-twintig; in Drenthe acht-en-twintig; in Limburg twee.
De voornaamste waterschappen zijn Rijnland, Delfland, Schieland, Amstelland, Schermerboezem, Beemster, Schermer, Wieringerwaard, Purmer, Noorder-Kogge, West-Friesche Zeedijk, Lekdijk-Bovendams, Lekdijk-Benedendams, Hondsbossche Zeedijk, Lijmers, Anna-PaulownaPolder, Haarlemmermeerpolder, Zuidplas, enz. Verscheidene van deze waterschappen zijn reeds zeer oud, b.v. Rijnland, Schieland, bestonden reeds ten tijde der Graven uit het Hollandsche huis.