Gepubliceerd op 14-03-2021

Wassenaer

betekenis & definitie

naarn van een oud adellijk hollandsch geslacht, waarvan de voornaamste leden zijn:

Philips, heer van W., overl. 1225, zoon van Halewijn van W. en Johanna van Arkel, stichtte het huis Ter Horst bij Voorschoten en onderteekende onder de regeering van graaf Dirk VI het verdrag, waarbij het zuidelijke deel van Holland als een leen van Brabant werd erkend.

Philips, heer van W., overl. 1428, werd in 1339 beleend met het burggraafschap van Leiden, door Jacob, heer van Abcoude en Gaasbeek, gevangen genomen en opgesloten te Wijk bij Duurstede, waar hij overleed.

Hendrik van W., overl. 1447, zoon van den vorige, voerde het bevel over de Noord-Hollanders in den oorlog tegen Arkel, ondersteunde Jan van Beieren bij het beleg van Leiden (1420), dat door zijn vader werd verdedigd. Hij verkreeg in 1421 diens goederen in leen, maar het burggraafschap kwam aan den graaf.

Jan v. W., overl. 1494, streed in 1454 tegen de Gentenaars en in 1479 tegen de Kabeljauwschen.

Jan van W., overl. te Leeuwarden 1523, zoon van den vorige, was burggraaf van Leiden, vergezelde Philips den Schoone naar Spanje en zijn oom Bodewijk van Halewijn naar Venetië, trad in dienst van keizer Maximiliaan en onderscheidde zich, in Nederland teruggekeerd, tegen de Friezen, Gelderschen en Stichtenaars. Hij1 werd door Karel van Egmond gevangen genomen en in diens slot te Hattem in een ijzeren kooi aan den zolder opgehangen. Toen hij' weder in vrijheid was gesteld, werd hij benoemd tot stadhouder en opperste kapitein van Friesland. Bij1 het beleg van Sloten ontving hij' een wonde in den arm, tengevolge waarvan hij overleed. Jan v. W. was ridder van het Gulden Vlies.

Daar hij geen zoons naliet, werd zijn naam aanvaard door Jan v. W. van Duivenvoorde, heer van Voorschoten, enz., lid van een jongeren tak der W.’s.

Willem, baron van W. van Duivenvoorde, geb. 1670, achterkleinzoon van laatstgenoemde. Hij was generaal-majoor in dienst der Staten, gouverneur van Bergen-op-Zoom, en nam deel aan verschillende veldslagen tegen de Franschen.

Willem, baron van W. Sterrenburg, geb. 1650, overl. 1723. Hij werd in 1638 gezant bij het Fransche hof, in 1720 groot-zegelbewaarder en stadhouder der le enen van Holland.

Jacob van W., baanderheer van Wassenaer, heer van Obdam en Zuidwijk, nederlandsch admiraal, geb. 1610, overl. 1665, was eerst kolonel der ruiterij, nam deel aan het beleg van Maastricht, onderscheidde zich - bij Stokheim, werd lid van den Raad van State en gouverneur v. Heusden en zag zich herhaaldelijk belast met gewichtige diplomatieke zendingen. Na het sneuvelen van Maarten Harpertsz. Tromp, volgde hij dezen op als luitenant-admiraal, hoewel hij geen practische kennis van den zeedienst had en veelal ziek was. Maar de Staten van Holland wenschten iemand te benoemen buiten de zeemacht, daar zij om staatkundige en andere redenen de vice-admiraals Jan Evertsen en Witte de Wiith het opperbevel over de vloot niet wilden geven. In 1656 ondersteunde hij de Denen in de Oostzee tegen de Zweden en ontzette de stad Dantzig. In 1658 stevende hij weder naar de Oostzee, en behaalde in de Sond een schitterende overwinning op de Zweden onder Wrangel, en in 1665 leverde hij den Engelsehen een slag op de Noordzee, waarbij hij zelf omkwam, daar zijn schip De Eendracht, door een vijandelijk schot in de kruitkamer getroffen, in de lucht vloog.

Zijn zoon Jacob, heer van Obdam, Hasebroek, Spiesdijk enz., overl. 1714, was algemeen rentmeester in de abdij van Rijnsburg, generaal der cavalerie, gouverneur van ’s Hertogenbosch, gezant bij verschillende hoven en werd door den keurvorst van de Paltz in den gravenstand opgenomen.

Unico Willem, graaf van W., geb. 1696, overl. 1766, werd in 1717 heer van Twickelo en lid der ridderschap van Overijssel, in 1724 lid der ridderschap van Holland en van het Collegie der Admiraliteit op de Maas; was een tegenstander van de verheffing van prins Willem IV tot s tadhouder en vervulde verschillende diplomatieke zendingen bij buitenl. hoven.

Carel Georg, graaf van W. Twickel, overl. 1800, zoon van den vorige. Hij werd achtereenvolgens grietman van Franekeradeel, bewindhebber der O.-I. Compagnie, lid der ridderschap van Holland, in 1782 gezant aan het hof te Weenen, lid der ridderschap van Overijssel en in 1795 volksvertegenwoordiger van dit gewest.

Frederik Hendrik, baron van W., vrijheer van de beide Katwijken, enz., geb. te ’s Gravenhage 1701, overl. 1770, was lid van het Hof van Holland, nam deel aan de vredesonderhandelingen te Aken (1748), werd benoemd tot lid der commissie tot verbetering der financiëele zaken in Holland en was een der voogden over prins Willem V.

Otto, baron van W., heer van de beide Katwijken, enz., geb. te ’s Gravenhage 1795, overl te Arnhem 1858. Hij nam deel als eerste luitenant aan het gevecht bij Quatre-Bras en den slag bij Waterloo, trad in 1819 uit den dienst, doch schaarde zich in 1830 in de gelederen der schutterij en verwierf de Militaire Willemsorde. Vervolgens wijdde hij zich, als lid der Provinciale Staten van Gelderland, vooral toe aan de belangen van den landbouw en bekleedde hij de waardigheid van commandeur- der Duitsche Orde, Balye van Utrecht.

< >