gouverneur-generaal van Britsch-Indië (1773—85), geb. 6 Dec. 1732 te Churchill in Oxfordshire, ging in 1749 als schrijver in dienst der O. I.
Compagnie naar Indië. Hier verwierf hij zich een nauwkeurige kennis van zaken, dien de in 1756 als vrijwilliger bij het leger onder lord CJve, werd in 1761 lid van den raad van Bengalen en keerde vier jaren later naar Engeland terug. Weer naar Indië gegaan, werd hij tot lid van den raad van Madras, in 1771 tot gouverneur van Bengalen en in 1773 tot gouverneur-generaal van O.- ndië benoemd. Onder zeer moeilijke omstandigheden breidde hij de macht der compagnie uit, voerde met succes oorlog tegen Tippoe Saib en de Maharatten en bracht de inkomsten van 3 millioen op 5 millioen pnd. st. In 1785 werd H. teruggeroepen en in 1786 door Burke bij het Lagerhuis aangeklaagd van schandelijke willekeur, tirannieke handelingen, geldafpersingen en onderdrukkingen van allerlei aard in O.-Indië. De aanklacht werd in 1787 bij het Hoogerhuis aanhangig gemaakt en in 1788 nam het belangrijke proces een aanvang.
Daar vele getuigen uit Indië moesten geroepen worden, duurde het proces tot 1795. H. werd bij meerderheid van stemmen opalle punten vrijgesproken, maar veroordeeld in de kosten. De O. I. compagnie legde hem een aanzienlijk jaargeld toe. In 1814 benoemde hem de prins-regent tot lid van den geheimen raad. Bij zijn dood, 22 Aug. 1818, werden de geruchten omtrent zijn verbazende rijkdommen niet bevestigd.
Van zijn schriften zijn vermeldenswaardig: Narrative of the late transaction at Benares (Calcutta 1782), Review of the state of Bengal (1786), The present state of of the East Indies (1788), Speech in the high court of justice in Westminster-Hall (Lond. 1791). De Memoirs of Warren H. door Gleich (3 din., Lond. 1841) zijn zeer partijdig. Macaulay gaf een schets van het leven van H. in de Critical and historical essays; alsook Trotler, in Rulers of India (Oxford 1890), Lyall (1889), Matheson (1894) en Lawson (1895).
