(Sanskriet Vangalam, Indisch Bangala, Eng. Bengal.) Een geografische benaming, die vierledig is op te vatten:
I. In den meest uitgebraden zin omvatte het presidentschap B. van het Indo-Britsche rijk de volgende landschappen, die van eigenlijk B. hunne garnizoenen ontvingen en ten deele nog ontvangen, en waarvan de onder 4—9 genoemde onmiddellijk onder den onderkoning van Engelsch-Indië staan:
1) NederBengalen (zie beneden III);
2) de zg. Noordwestprovinciën, met Oude:
3) Punjab of Pensjap;
4) de Centraalprovinciën;
5) Kurg;
6) Britsch-Birma
7) Assam;
8) AdschmirMerwara (Ajmeer);
9) Berar;
10) Maisoer
en 11 een aantal vasalstaten. Maisoer werd echter in 1881 weer een zelfstandige staat met een eigen radja.
II. In den laatsten tijd rekent men tot het eigenlijk presidentschap Bengalen slechts de drie luitenant-gouverneurschappen(Lieutenantgovernorships) Neder-Bengalen, met KotsjBihar en meerdere kleine vasalstaatjes, de Noordwestprovinciën met Oude, en Punjab met Sind, tezamen 1175-720 vierkante kilometer, met omstreeks 140 millioen bewoners, waaronder 90 millioen Hindoes,40 millioen Mohamedanen. In dezen zin bestaat het presidentschap uit 9 divisies:
1) de Presidentschapsdivisie (the Presidency) met Calcutta, de hoofdstad van het geheele Indo-Britsche rijk;
2) Bardwan of Burdwan:
3) Radschsjahi, Rajeshahye of Rajshahi;
4) Dhaka of Dacca;
5) Tschittagong of Chittagong;
6) Patna;
7) Bhagalpur of Bhagulpur:
8) Orissa en
9) Tschutia-Nagpur of Chutia-Nagpur.
Het is het omvangrijkste, sterkst bevolkte en belangrijkste der drie presidentschappen van Engelsch-Indië; het omvat het stroomstelsel van de Brahmaputra, van den Ganges en van den Indus. Aan het hoofd van het bestuur staat de onderkoning-gouverneur-generaal, met den Raad van Indië.
III. Bengalen in enge.ren zin, het luitenantgouverneurschap B., ook Beneden-Bengalen (Lower Bengal) geheeten en meestal kortweg met den naam Beneden-provinciën (Lower Provincies) aangeduid, heeft, met inbegrip van Kotsj-Bihar. Tripura en 24 kleinere staten in Chutia-Nagpur en. Orissa, een oppervlakte van 500372 [(] km. met 75 millioen inwoners; het wordt begrensd ten n. door Nepal, Sikkim en Bhotan, ten o. door Assam en het nog onbekende bergland, ten zuiden door BritschBirma, de golf van Bengalen, het presidentschap Madras en de Centraal-provinciën, en ten westen door het tot Centraal-Indië behoorend agentschap Bagalkland of Bagbelkhand en de Noordwest-provinciën. Het staat onder een luitenant-gouverneur, die bijgestaan wordt door een parlement, terwijl de beide andere luitenant-gouverneurschappen van het presidentschap Bengalen (Punjab en de Noordwestprovinciën) een parlement ontberen. De plaatselijke besturen bestaan voor een groot deel uit inboorlingen-gemeenteraden. Het luitenant-gouverneurschap Bengalen bestaat uit vier provinciën: Bihar, Orissa, TschutiaNagpur en Bengalen-
IV. De provincie B. of Eigenlijk B. (Bengal proper) omvat vijf divisies: de Presidentschapsdivisie , Bardwan, Radschjahi, Dhaka en Tschittagong; oppervlakte 182.409 km2.; 40 millioen inwoners.
Algemeene gesteldheid
Het luit.-gouv.schap B., van hetwelk in het volgende alleen sprake is, bestaat, (uitgezonderd het zuidelijk deel, de provincie Chutia-Nagpur, een zich golfsgewijs tot een hoogte van 1000 m. boven het vlak der zee verheffende bergvlakte, en het zich oostelijk hieraan aansluitende landschap Katak van de provincie Orissa), evenals het in het noordoosten van de golf van Bengalen gelegen district Tschittagong, bijna geheel uit laaggelegen vlakland. Het Himalayagebergte, door Nepal, Sikkim en Bhotan van B. gescheiden, bereikt B. nog slechts met zijn uitersten voet. De dalende bodem van B. vormt het benedendeel der stroomgebieden van den Ganges en de Brahmapoetra. Tusschen de voor de monding van de uit de vereeniging van beide genoemde rivieren ontstaande Meghna gelegen Rabnabad-eilanden en het voor de monding van den westelijksten arm van den Ganges, de Hugli, liggende eiland Sagar, strekt zich de landstreek uit, die den naam draagt van Sundarban of Sunderbunds, welke uit een reeks moerassige met het vasteland saamhangende, steeds van gedaante veranderde, eilanden bestaat. Dooide vereeniging van Ganges en Brahmapoetra, de vele en groote zijrivieren der eerstgenoemde rivier en zijn talrijke, dikwijls met elkander in verbinding staande armen, waardoor hij zich een weg baant naar zee, is B. een der best besproeide landen der aarde. Om deze reden ook was het land, voor het nog als nu het geval is door spoorlijnen in vele richtingen werd doorsneden, uitermate arm aan landwegen, en nog heden heeft het verkeer voornamelijk over vrater plaats. Van de spoorbanen zijn de oudste en de voornaamste die van Calcutta naar Patna en naar Siliguri.
Klimaat
Bij de hooge gemiddelde jaartemperatuur, 26,7° C., die in de koudste maand (Jan.) slechts tot 18,7° daalt, en in de warmste maand (Mei) tot 41° stijgt, draagt de Ganges, die voortdurend ontzaggelijke massa’s vruchtbaar slijk aanvoert, hetwelk hij inde streken van zijn benedenloop afzet, wanneer hij gedurende de periodieke regentijden buiten zijn oevers treedt, in hooge mate bij tot de buitengewone vruchtbaarheid van dit bevoorrechte land. De jaarlijksche overstroomingen zetten de tusschen den Ganges en de Brahmapoetra gelegen streken over honderden vierkante mijlen geheel onder water. De regenval is in B. zeer aanzienlijk: in het binnenland 133, aan de kust 200 centimeter.
Flora
Tot de voorn. cultuurgewassen belmoren rijst, het voorn. voedingsmiddel der niet-gegoede bevolking, mais, tarwe, gerst,verscheidene olie- en peulvruchten, de ricinus-en de sesamplant, ingwer en spaansche peper, benevens de meeste europeesche en vele inheemsche groenten. Onder de vruchtboomen worden vooral de mangoboom, de broodvruchtboom (Artocarpus integrifolia L.), vele citroen- en oranjeappelsoorten, de tamarinde, de kokos-, dadel- en arecapalm, de banaan- en de guavaboom gekweekt. De voor den handel meest belangrijke gewassen zijn katoen, indigo, koffie, jute, hennep, vlas, tabak, suikerriet, papaver, de moederplant van het opium, en in den laatsten tijd ook thee. Volgens het monopoliestelsel is de aanbouw van papaver tot enkele districten beperkt; de gewonnen grondstof wordt in twee fabrieken voor de markt verwerkt; B. levert ¾ van de geheele opiumopbrengst van Engelsch-Indië.
Fauna
In B. komen de olifant, de rhinoceros, wilde zwijnen, antilopen, herten, reeën, wilde buffels en wilde runderen voor, en onder de roofdieren de tijger, de panter, de beer, de wolf, de losch, de vos en vele soorten van wilde honden; apen leven in groote troepen in de wouden; de voorn. huisdieren zijn, behalve de tamme olifanten, de buffel, rundvee, varkens, schapen en geiten. De in B. aanwezige paarden worden meest van Arabië en Perzië ingevoerd, een klein deel is in het land zelf van inheemsche rassen geteeld, die echter in eigenschappen verre bij de ingevoerde achterstaan. De klasse der vogels is overal goed vertegenwoordigd. Aan den teelt van de zijderups en de bij wordt veel zorg besteed en wordt op groote schaal bedreven.
Delfstoffen
Ook in dit opzicht kan B. op grooten rijkdom bogen. In Bardwan zijn uitgestrekte kolen-, ijzer-en kopermijndistricten. In de bovengenoemde Sundarbanstreek, en in het district Puri worden allerlei minerale zouten gewonnen.
Bevolking
De groote bevolkingsdichtheid in enkele streken, waardoor in dit uitgestrekte gebied nog op eiken vierk. kilom. 150 bewoners komen, is een der oorzaken, dat in dit zoo vruchtbare land zoo dikwijls hongersnooden voorkomen en dat deze telkens zulke reusachtige verhoudingen aannemen. Omstr. Vu der bevolking bestaat uit mohamedanen. 60% zijn hindoes, de rest hoofdzakelijk buddhisten en christenen, 96% der bevolking bedrijft landbouw; in het geheel zijn er inB. slechts 33 steden met boven 20.000 zielen.
Industrie
De inlandsche industrie is bij den overstelpenden invoer van alle denkbare zaken uit Engeland zoo goed als teniet gegaan en onmogelijk geworden; de voorheen beroemde mousseline-weverijen in Dacca en de niet minder gunstig bekende katoenweverijen van Balasor zijn bijna allen verdwenen. Alleen in en om Calcutta zijn nog beduidende fabrieken van grove katoenen manufacturen, zeildoekmakerijen, suikerraffinaderijen, rumbranderijen en bierbrouwerijen. Te Kazipoer, aan den linkeroever derBugli, is een geschutgieterij, waar per jaar een 200-tal kanonnen vervaardigd kunnen worden.
Handel, verkeer
De uitvoer bestaat hoofdzakelijk in ruwe katoen, rum, rijst, indigo, suiker, salpeter, lak, zijde, opium, koffie en tabak, de invoer voornamelijk uit in Engeland gefabriceerde manufacturen, zout, ijzer, koper, staal- en ijzerwaren. In- en uitvoer hebben bijna uitsluitend over Calcutta plaats. Landwegen dienen het verkeer met Nepal, Sikkim, Bhotan en Tibet. Door spoorlijnen staat B. met alle deelen van het Voor-Indische schiereiland in verbinding. DeDarjiling-Himyalayanlijn behoort tot de voornaamste bergspoorwegen der wereld.
Geschiedenis
Van de oudste geschiedenis van deze streken, Orissa eenigszins uitgezonderd, is slechts weinig bekend en dit weinige bestaat voor het grootste deel nog uit half-mythische legenden. Eerst met de invallen der mohamedanen worden de overleveringen beter verstaanbaar. In 1203 werd door deze Bihar veroverd, in 1225 ongeveer geheel B., dat voorts met Dehli vereenigd werd. Een halve eeuw later, in 1279, beproefde de gouverneur van B., Tograb, zich onafhankelijk te maken, nam den koningstitel aan, bracht een leger op de been om zich met geweld te handhaven, doch werd weldra ten onder gebracht. Ook de latere stadhouders van B. deden pogingen zich vrij te maken van Dehli, zoodat de geheele middeleeuwscho geschiedenis van B. bestaat in een lange reeks revoluties en opstanden. Van 1539 tot 1576 stond B. onder de Afghaansche dynastie der Schcr-Sehahieten.
Eerst den grootmogol Akbar mocht het gelukken B. weder met Dehli te vereenigen. In 1631 kregen de Engelschen vergunning handel te drijven met B.; deze richtten allerwege factorijen op en zochten op elke wijze hun invloed uit te breiden; onder hunne factorijen waren die van Hugli en Quazirnbasar de voornaamste; in 1698verkregen zij het recht hunne nederzettingen te versterken; vier jaar later verlegden zij die van Hugli naar het tegenwoordige Calcutta, toen een dorp. dat tegelijk met de dorpen Sutanati en Gobindpur door aankoop in hun bezit was gekomen. In 1756 verwoestte de stadhouder van B., Siradsj ud-daula, een aantal engelsche factorijen en verscheen in datzelfde jaar voor Calcutta, dat zich weldra aan hem moest overgeven; 146 engelsche gevangenen werden in een onder den naam ..black hole” berucht geworden gevangenis opgesloten, waarin het grootste deel omkwam. Gouv.-generaal Clive hernam Calcutta reeds het volgend jaar en de vrede werd gesloten; weldra kwam het echter tot nieuwe vijandelijkheden, welke met den slag van Palaschi of Plassy, die den grond legde voor de heerschappij der Engelschen in Indië, eindigden. Weinige jaren later werden de provinciën B., Bihar en Orissa door den grootmogol Stiah Alam aan de Eng. Oost-Indische Compagnie afgestaan. De verdere historische ontwikkeling van B. valt met die van het Indo Britsche rijk samen.
Taal, letterkunde
De Bengaalsche taal, het Bengali, een der nieuwere indische talen, wordt door 37 millioen menschen gesproken; de bengaalsche taal heeft, meer dan hare zustertalen, aan het Sanskriet ontleende elementen in zich opgenomen, hoofdzakelijk voor het weergeven van moderne, europeesche begrippen; de volkstaal, die zich in een aantal dialecten, splitst, is van dezen invloed echter vrijgebleven. De Bengaalsche literatuur, betrekkelijk arm aan oorspronkelijke werken, behoort tot drie verschillende perioden: de voortbrengselen der eerste periode, 14de—I6de eeuw, bestaat uit litaniön (katanj op Chrisna, schilderingen zijner minnarijen, enz.; de voorn. dichters van dit tijdperk zijn Bidjapati Tliakur (14e eeuw) en Chandidas (15e eeuw). In de tweede periode wordt de literatuur door den Shiwa-cultus beheerscht; de dichter Kirtibas, (16e eeuw), die het Ramajana in het bengaalsch overzette, vormt den overgang van de eerste tot de tweede periode; onder de volgende dichters zijn Mukunda Ram, meer bekend onder den naam Kabi Kankan, en Bharat Chandra Rai te noemen; in de 17e eeuw vertaalde Kazidass de Mahahharata in het bengali. Het derde tijdperk omvat de literatuur der 19e eeuw, die geheel onder europeesclien invloed staat; in dit tijdperk vindt men twee klassen van schrijvers tegenover elkander staan, die men met de namen Sanskritisten en Anglicisten zou kunnen aanduiden; de eerste klasse zoekt haar stol' in de sanskriet-literatuur; haar taal is overladen met aan het Sanskriet ontleende woorden en wendingen, gezwollen, hoogdravend, hartstochtelijk. De jongere school der Anglicisten ontleent de stol voor hare gedichten, tooneelstukken, novellen enz. meer aan het dagelijksch leven en legt een streven naar waarheid, naar realisme aan den dag; het getal harer voortbrengselen is zeer aanzienlijk, het karakter en de waarde daarvan zeer verscheiden. Te noemen is vooral Pjari Tsjand Mitra, die onder den schuilnaam Tektsjand Tliakur schrijft en een der keurigste novellen der geheele bengaalsche literatuur, Alalar gharer duldt, in het licht gaf, welke onder den titel The Spoilt Bcy in het engelsch werd overgezet.
Een der vruchtbaarste schrijvers is voorts Miehael Madhusiidan Datt, die o.a. een groot epos, Meghmidbadh Kabja, schreef: de voorn. inlandsche tooneelschrijver der 19e eeuw is Dinabandhu Mitra, wiens drama Ml Darpan (De Indigospiegel) een blik geeft op de misstanden in de indigoplantages en dat door een inlander in het engelsch overgezet en door J. Long van een inleiding voorzien werd Zeer talrijk zijn de periodieken in het bengali. Een der beste taalboeken der bengaalsche taal is de Gramman of the Bengali Language van Boamcs (Lond.. 1891). ' ' ' '