Gepubliceerd op 14-03-2021

Voetius

betekenis & definitie

of Gijsbert Voet, nederl. godgeleerde, geb. 1588 te Heusden, studeerde te Leiden onder Gomarus, werd 1611 predikant te Vlijmen, 1617 te Heusden en trad in 1618 als afgevaardigde ter Dordsche synode als heftig bestrijder van het remonstrantisme op, daarop predikant te Gouda; in 1634 werd hij hoogl. in de godgeleerdheid en oostersche talen aan de nieuw opgerichte illustre school te Utrecht en twee jaren later aan de aldaar gestichte hoogeschool. Hij wijdde die hoogeschool in met een preek over Luk. 2 : 46.

In 1637 werd hij ook als predikant te Utrecht beroepen. Hij overleed aldaar in 1676. Hoofdwerken: Selectae disputationes theologicae (5 dln. 1648 v.v.), Politici ecclesiastica (4 dln., 1663). Literatuur: de Oratio funebris, uitgesproken door zijn ambtgenoot Essenius (1677), Ypey, Gesch. der christ. kerk in de 18e eeuw, Sepp, Het godgel. onderwijs in de Nederl. gedurende de 16e en 17e eeuw, A. C. Duker, Gisbertus Voetius, dl.

I (dl. II is bezig te verschijnen).Hij liet vier zonen na, waarvan de oudste, Paulus, in 1619 te Heusden geb., in 1644 te Utrecht prof. in de metaphysica, in 1648 ook in de logica en grieksche taal en in 1654 in de rechten werd, en in 1667 overleed. Hij schreef o. a.: Historie van den oorspronck der graven van Breder ode (1663).

Een andere zoon, Daniël, stierf in 1660 als prof. in de metaphysica te Utrecht en schreef een Compendium physicae.

Johannes V., de zoon van Paulus, in 1647 te Utrecht geb., was eerst prof. in de rechten te Herborn in Nassau, in 1674 antecessor te Utrecht en in 1680 hoogl. in de rechten te Leiden, waar hij in 1714 overl. Beroemd is zijn Commentarius ad pandectas (2 dln., 1731 en meerm.).

< >