(Wittich) koning der Oostgoten, regeerde van 536—540, werd ter vervanging van Theodatus door de krijgslieden op den troon verheven en huwde om zijn gezag te bevestigen, Mataswinda, kleindochter van Theodorik den Groote. Na een hevigen strijd werd hij door Belisarius en diens onderbevelhebbers naar het noorden gedrongen, en moest zich te Ravenna overgeven 539.
Naar Constantinopel gezonden, erlangde hij daar den titel van patricius en sleet zijn verdere levensdagen in rust op een landgoed nabij de hoofdstad.
