Zwitsersch schrijver, geb. te Genève, 19 Juli 1829, studeerde in zijn geboorteplaats, te Parijs, Bonn en Berlijn, wijdde zich eerst aan het hooger onderwijs, voorts, na de zeer gunstig ontvangen humoristisch-archeo logische schetsen A propos d’un cheval, causeries a théniennes (1860) en Un cheval de Phidias (1861), vruchten van een reis naar Griekenland, aan de letteren, werd in 1864 mede-redacteur van de Revue des Deux Mondes(pseudoniem G. Valbert), en verwierf zich als r omanschrijver, kunstkritikus en journalist een eerste plaats onder de fransche letterkundigen der 19de eeuw.
Van zijn romans zijn de beste: le Comte Kostia (1863); Paule Méré (1861): le Prince Vitale (1864); Prospjer Randoce (1868); l’Aventure de Ladislas Polski (1870); Meta Holdenis (1873); Samuel Brohl et Cïe. (1877); la héte (1877); la Vocation du comte Ghislain (1888): une Gageure (1890); Après fortune faite (1895); Jacqume Vanesse (1898); zijn politieke opstellen en kunstkritieken in de Revue des Deux Mondes werden verzameld en onder de titels Etudes de literature et d’art (1873); l’Allemagne politique (1870); l’Espagne politique (1874); Hommes et choses d’Allemagne (1877); Profits etrangers (1889); l’Art et la Nature < 1892) in het licht gegeven; hij overl. 2 Juli 1899 te Parijs.