scheikundige, geb. 1736 te Neuruppin, overl. 1771 als apotheker te Berlijn; bereidde het eerst een naar hem Rosemetaal geheeten bismutlegeering (zie ald.).
Zijn zoon, Valentin R., geb. 1762 te Berlijn, eveneens scheikundige, leerde de kwantitatieve samenstelling van vele zouten kennen, bijv. van dubbelkoolzure soda, en van vele koolstof-verbindingen, onder anderen v. aethylaether. Hij stierf in 1807.
Zijn zoon Heinrich R., in 1795 te Berlijn geb., studeerde aldaar, vervolgens onder Berzelius te Stokholm; in 1823 hoogl. in de scheikunde te Berlijn. Hij stierf in 1864. R. was een der uitstekendste leerlingen van Berzelius en neemt vooral op het gebied der anorganische chemie een eervolle plaats in. Zijn hoofdwerk is: Handbuch der analytischen Chemie (6de dr., fransch 2 dln., 1861, verkort, duitsch (1871). In 1844 ontdekte hij1 ’t niobium.
Gustav R., broeder des vorigen, in 1798 te Berlijn geb., genoot mede het onderwijs van Berzelius te Stokholm en werd 1826 hoogl. in de mineralogie te Berlijn. Tot zijn geschriften behooren: Elemente der Krystallographie (3de dr., 1873), het miner.-geogn. gedeelte van het verslag der door hem met Humboldt in 1829 ondernomen Beise nach dem Vrat, dem Altai und dem Kaspischen Meer (2 dln., Berl. 1837—42), Beschreibung der Meteoriten (Berl. 1863) enz. Hij overl. 1873.
Zijn zoon, Valentin R., philoloog, geb. 1829 te Berlijn, directeur van de afd. handschriften der kon. bibliotheek aldaar, schreef:Aristoteles pseudepigraphus (1863), Aristoteles fragmenia (1886), Anecdota (2 dln., 1864—70).
Diens broeder, Edmund R., geb. 1836 te Berlijn, medicus, werd 1867 hoogl. in de heelkunde en de heelkundige kliniek te Zurich en directeur der chirurgische afdeeling van het kantonsziekenhuis aldaar, 1881 hoogl. te Berlijn; heeft bijzondere studie gemaakt van de kleurenblindheid, het daltonisme, de nachtblindheid; redigeert sinds 1883 het „Deutsche Zeitschrift für Chirurgie”.