Tuarik, Toearegs, een volksstam der Berbers, woonachtig in de middengedeelten der Sahara, inzonderheid in Töeat, Ghat en Akaggar; zijn een goed gebouwd, koperrood tot zwart volk, met lange haren, en in hun kleeding door den litham, een doek voor het aangezicht, die alleen de oogen vrijlaat, van al hun naburen onderscheiden. Op hun kameelen maken zij rooftochten in de omliggende landschappen, het zijn fanatieke mohammedanen.
De taal der T., het Targhia, is een zuiver berbersch, dat zich van de taal der Kabylen in Algiers bijna alleen in de uitspraak onderscheidt. Zij hebben sedert de oudste tijden een eigen schrift, het Tifinagh, waarmede vele rotswanden en bouwkunstige gedenkteekenen in N.Afrika bedekt zijn. Hun aantal wordt op 300.000 zielen geschat.
