Gepubliceerd op 14-03-2021

Tolstoi

betekenis & definitie

Tolstoj, oud russisch geslacht, in de 15de eeuw in den adelstand verheven.

Peter Andrejewitsch T., geb. in 1645, was eerst een aanhanger van grootvorstin Sophia, later een vurig vereerder van Peter den Groote. Als gezant in Turkije werd hij in 1711 tengevolge der oorlogsverklaring tegen Rusland gevangen genomen. Hij vergezelde na het terugbekomen zijner vrijheid den czaar op diens reis door Europa, terwijl hij te Napels den ongelukkigen grootvorst Alexis overreedde om naar Rusland terug te keeren. Peter verhief hem daarvoor tot president van het handelscol Lege en in 1724 tot den gravenstand. Onder Peter II, den zoon van Alexis, viel T. in ongenade en werd in 1727, na van al zijn ambten en van zijn grafelijke waardigheid ontzet te zijn, naar een klooster verbannen, waar hij in 1729 overleed. Eerst onder keizerin Elisabeth in 1760 kregen de nakomelingen van T. den grafelijken titel terug.

Peter Alexandrowitsch T., in 1769 geb., veldheer en diplomaat, streed onder Suworow tegen de Turken en Polen, was in 1799 russ. ! commissaris bij het legerkorps van aartshertog : Karel en voerde in 1805 het russ. leger in ' Noord-Duitschland aan. Na den slag van Fried- : land nam hij aan de onderhandeiingen met Frankrijk deel en ging vervolgens als gezant naar Parijs. In 1812 was hij opperbevelhebber van de moskousche landweer, commandeerde in 1813 een corps in de legerafdeeling van Bennigsen, waarmede hij Dresden belegerde, trok vervolgens op Hamburg aan, en werd na de overgave van deze stad tot generaal der infanterie bevorderd. Keizer Nikolaas benoemde hem in 1831 tot opperbevelhebber van het' reserveleger, waarmede hij de Polen versloeg en uit Litauen verdreef. Hij overl. ais president van het departement voor de militaire zaken in den rijksraad, in 1844 te Moskou.

Graaf Fedor Andrejewitsch T., geheimraad en senator, in 1758 geb. en in 1849 overl., bracht een kostbare verzameling van oud-slaw. drukken en manuscripten bijeen, die tegenwoordig een gedeelte van de bibliotheek te Petersburg uitmaakt.

Graaf Fedor Petrowitsch T., beroemd beeldhouwer en medailleur, in 1783 te Petersburg geb., diende aanvankelijk bij de marine, doch wijdde zich later geheel aan de kunst, die hij eerst naar de grieksche en ital. modellen in de academie te Petersburg bestudeerde en waarvoor hij later een reis naar Italië maakte. Tot zijn belangrijkste werken behooren de teekeningen voor de hoofddeur van de kerk te Moskou, vier basreliëfs naar onderwerpen uit de Odyssee, een standbeeld van Morpheus, medailles op den franschen oorlog van 1812, den hong. veldtocht van 1849 enz. Als vicepresident der Peterburgsche academie en leeraar in de beeldhouwkunst en het stempelsnijden aan diezelfde inrichting heeft hij zich mede zeer verdienstelijk gemaakt. Hij overleed in 1875.

Dmitry Andrejewitsj, graaf T., 1823—89, was 1866—80 minister van onderwijs en opperprocurator van de H. Synode, en een fanatiek ijveraar voor de orthodoxie en autocratie, die met de grootste gestrengheid en willekeur elk vrijheidlievend streven onderdrukte; van 1883 af was hij minister van binnenl. zaken.

De beroemdste der leden van dit geslacht is graaf Leo T. (Lew Konstantinowitsj, graaf Tolstoj), geb. 9 Sept. (russ. 28 Aug.) 1828 in het gouvernement Tula; hij maakte den Krim-ooriog mee en leeft sinds 1861 in genoemd gouvernement op het landgoed Jasnaja Poljana, teruggetrokken en in den grootsten eenvoud, zich bezighoudende met allerlei maatschappelijke vraagstukken (inz. de volks-paedagogiek) en theologische bespiegelingen. Door zijn beide groote romans: Oorlog en vrede (4 din. 1865 —69) en Anna Karenina (3 dln. 1874 76), van welke de eerste den tijd van Napoleon I behandelt en de tweede de russ. samenleving blootlegt, heeft hij zich een eerste plaats in de moderne LUss. literatuur verworven. in de jaren 1880 vlg. schreef hij een reeks voor het volk bestemde kl:i_ie vertellingen, a’len bestemd om humane gevoelens en christenzin in te prenten, verder verscheidene theologische, moraal-philosophische en sociologische verhandelingen, als: Mijn Biecht tin Rusland slechts als manuscript circuleer end), 'Waarin bestaat mijn geloof? (als voren), Waarin bestaat het geluk$ (1882), voorts de novelle De dood van J.wan Iljitsj (1885), in psychologisch opzicht een meesterwerk, en de dramatische zedenschildering De macht der duisternis (1887). Van zijn laatste werken moeten vermeld: de novelle De Kr ent z er sonate (met epiloog, 1890), de vertelling Heer en knecht, Politiële en godsdienst, Het koninkrijk der hemelen, Christendom en vaderlandsliefde, Pairiotisme of vrede (1896), het satirieke blijspel Vruchten der Beschaving, de roman Opstanding. T. ziet in inkrimping van 's menschen behoeften en beoefening der naastenliefde de eenige wegen tot algemeen geluk. Hij zoekt zijn leeringen te verbreiden door het voorbeeld.

In Maart 1901 is hij door de H. Synode der grieksch-orthodoxe kerk in den ban gedaan. Zijn werken zijn in ongeveer alle talen overgezet; in het russ. verscheen laatstelijk in 1900 een volledige uitgave ervan. Ocer T. bestaat in het russ. een uitgebreide literatuur (zie K. von Reinholdt, Gesch. der rass. Litt., Leipz. 1886, S. 741, sedert nog werken van Skabitsjewskij, Meresjkowskij, Sergejenko, in het duitsch: Wie T. lebt und arbeitel, Leipz. 1900; T. und der heilige Synod, duitsch, Berlijn 1901).

< >