(baron) bekend als Theodorus I, koning van Corsica, geb. 1686 te Metz, begon zijn loopbaan als fransch officier, trad vervolgens in dienst van graaf Görtz, later in dien van Alberoni, werd na allerlei avonturen in 1732 keizerlijk resident in Florence. In 1735 ondersteunde hij de Corsicanen in hun pogingen om de onafhankelijkheid te verkrijgen en verschafte hun in Maart 1736 geld, wapenen en krijgsvoorraad.
In April tot hun koning benoemd, doch ongelukkig in den strijd met de Genueezen, begaf hij zich in November naar Holland, vanwaar hij 1738 met veel oorlogsmateriaal terugkeerde, dat hij van handelshuizen, wien hij hoop gaf op handelsvoordeelen, verkregen had. Doch reeds in hetzelfde jaar onderwierpen fransche hulptroepen Corsica opnieuw aan de Genueezen, zoodat N. gedwongen was te vluchten. Toen de Franschen 1741 waren afgetrokken, landde hij nogmaals 1743 met twee schepen, doch wist zich tegen de Genueezen en zijn corsicaansche vijanden niet lang staande te houden en vluchtte naar Engeland, waar hij wegens schulden in hechtenis werd genomen. Om hem te bevrijden opende de britsche minister Walpole 1756 een inschrijving; N. stelde daarop zijn schuldeischers tevreden, doch overleed reeds 11 Dec. 1756. Zijn lotgevallen verhaalde zijn zoon, een engelsch officier, in de Mémoires pour servir d l’histoire de Corse (1768).