Gepubliceerd op 18-03-2021

Semietische talen en volken

betekenis & definitie

een reeks oorspronkelijk vooraziatische talen en volken, die deels tegenwoordig nog bestaan, deels echter sedert honderd- en duizendtallen van jaren reeds uitgestorven zijn; door verovering en kolonisatie hebben zij zich blijvend of tijdelijk ook uitgebreid over gedeelten van Afrika en Europa. De naam semietisch is afkomstig van het feit, dat de in het 0.

Test. als afstammelingen van Sem genoemde oude volken over het algemeen samenvallen met de volken, die deze talen spreken. De semietische talen vormen onder elkander een afzonderlijken taalstam, een genealogisch afgesloten geheel; haar karakteristiek kenmerk is het z.g. triliteralisme, d. w. z. de eigenaardigheid, dat de wortels der begrippen slechts uit drie medeklinkers bestaan, terwijl de bijkomende klinkers geheel onverschillig zijn voor de beteekenis van den wortel en alleen verschalende rededeelen van één en hetzelfde begrip uitdrukken. De sem. talen zijn in vier hoofdtakken verdeeld:1) het oostsemietisch, bewaard in de taal der assyrische en babylonische spijkerschriftinscripties, dat waarschijnlijk ten Christus reeds geheel was uitgestorven;
2) het noordsemietisch of arameesch, dat gesproken werd in het noord-oosten van Palestina, in het land tusschen Phenicië, den Libanon, Arabië, de Tigris en den Taurus;
3) het middelsemietisch of kanaaneesch, waartoe de talen behooren van de door het arameesch oorspronkelijk niet ingenomen syrische kuststrook aan de Middell. zee, d. w. z. het hebreeuwsch en het phenicisch;
4) het zuidsemietisch, waartoe behooren: het arabisch, de zuidarabische dialecten (zie Himjariten) en de z.g. aethiopische taal.

< >