Gepubliceerd op 18-03-2021

Schriftgeleerden

betekenis & definitie

schriftkenners, Sopherim, de schriftuitleggers bij de Joden. Na de Babylonische ballingschap werd bij de Joden, op voorbeeld van Ezra (Ezra 7:10), de studie der H.

Schriften, inzonderheid der Mozaïsche wetten, een onderwerp van schoolgeleerdheid, ook ten behoeve der dagelijksche praktijk en tot het doen van uitspraak in t wijf elachtig e gevallen, zoowel in zaken van godsdienst en geweten, als bij burgerlijke bepalingen en geschillen. Zij, die zich hierop toelegden, droegen den naam van Sopherim, schriftkenners. Voor zoover zij niet bemiddeld waren, vonden zij; hun levensonderhoud in het beoefenen van een handwerk. Daar de uitlegging en toepassing van de wet, bij een zoo uitgebreide casuïstiek der wet voor alle in ’t leven voorkomende gevallen, natuurlijk zeer kon verschillen, ontstonden onderscheidene, veelal tegen elkander overstaande scholen of richtingen. Ofschoon het aan juiste berichten ontbreekt betreffende de wijze, waarop de S. gevormd werden, is het echter waarschijnlijk, dat zij, die naar een diepere kennis der wet streefden, zich tot diegenen wendden, welke zich boven anderen onderscheidden door scherpzinnige uitspraken om van hen onderwijs te ontvangen, een onderwijs, dat vermoedelijk gedeeltelijk aan hun huizen, gedeeltelijk in de synagogen, gedeeltelijk in de galerijen van den tempel (verg. Lukas 2 :46), onder samenspreking of gedisputeer, gegeven werd. Eerst omstreeks den tijd van Christus kwamen voor hen de titels Rab, Rabbi en Rabban in gebruik, van welke de eerste de laagste en de laatste de hoogste was. Uit die benamingen is het woord rabbijn ontstaan.

< >