(lat.: wees gegroet, Koningin) beginwoorden eener in de r.-k. kerk gebruikelijke antiphone ter eere der H. Maagd, welke gebeden of gezongen wordt van de eerste vespers van Drievuldigheidszondag tot de nonen van den Zaterdag vóór den eersten Zondag van den Advent.
Zij wordt door eenigen toegeschreven aan Petrus Compostella, door anderen aan Hermanus Contractus (omstreeks 1050) of aan Adhemar van Puy.