onderkoning van Egypte (1854 —63), vierde zoon van Mehemed Ali, geb. 1822, kwam na den dood van zijn neef Abbas Pasja 13 Juli 1854 aan de regeering. Europeesch opgevoed en welwillend van karakter, streefde hij er naar, de binnenlandsche misstanden te verbeteren.
In Maart 1857 begaf hij zich met een korps van 5000 man naar Soedan, waar hijs eveneens betere toestanden trachtte te scheppen; hij vaardigde strenge edicten tegen slavernij' en slavenhandel uit. Onder den invloed van De Lesseps nam hij het reeds door zijn vader gekoesterde plan van het Suezkanaal weer op, voor welks uitvoering hij 'ijverig werkte. Hij overl. 18 Jan. 1863 en werd opgevolgd door zijn neef Ismaïl Pacha.