Gepubliceerd op 23-02-2021

Rud. herrn. lotze

betekenis & definitie

duitsch physioloog en wijsgeer, in 1817 te Bautzen geb., studeerde te Leipzig in de geneeskunde en wijsbegeerte en werd in 1842 buitengewoon hoogleeraar in de wijsbegeerte te Leipzig en in 1844 gewoon hoogleeraar te Göttingen, in 1881 te Berlijn, waar hij 1 Juli van dat jaar overleed. Hoewel hij zich eerst aan het systeem van Herbart aansloot, nam hij echter weldra tegenover diens school een zelfstandige plaats in.

Zijn hoofdwerken zijn: Metaphysik (1841), Allgem. Pathologie und Therapie als mechan. Naturwissenschaften (2de uitg. 1848), Logik (1843), Allgem. Physiologie des körperl. Lebens (1851), Medic. Psychologie (1852), Mikrokosmus (3 dln. 1856—64), een proeve van anthropologie, System der Philosophie (dl. 1: Logiky 1874 en 1880, dl. 2: Metaphysik, 1879 en 1884).

< >