Rijnverbond, het verbond, dat bij de acte van 12 Juli 1806 door Napoleon gesloten werd met 16 Duihsche vorsten, die ziieh van den Duitschen keizer en het rijk afscheidden. Tot dit verbond traden toe: de koningen van Beieren en Württemberg, de keurvorst-rijkskanseliier, de keurvorst van Baden, de nieuwe hertog van Berg (Joaehim Murat), de landgraaf van Hessen-Darmstadt, de vorsten van Nassau-Usimgen, Nassau-Weilburg, Hohenzollern-Hechingen, HohenzollernSigmaringen, Salm-Salm en Salm-Kyrburg, de hertog van Arenberg, de vorsten van Isenburg-Birstein en van Lichtenstein en de graaf van en tot der Leyen.
Napoleon zelf noemde zich protector van het verbond. Het doel van het verbond was handhaving van den vrede in Zuid-Duitschland. Het verbond zou te Frankfort a. d. M. in twee colleges, het koninklijke, waarin ook de groothertogen zitting hadden, en het vorstelijke, over de gemeenschappelijke, belangen beraadslagen. De vorst-primas (de keurvorst-rijkskanseliier) was als voorzitter aangewezen. Van 1806—8 moesten nog de Saksische landen, Westfalen, Schwarzburg, Anhalt, Lippe, Reuss, Mecklenburg en Oldenburg toetreden. Reeds in 1810 echter moest een gedeelte met 1,133,057 inw. aan Frankrijk worden afgestaan, en Oldenburg, Arenberg en Salm verloren hunne onafhankelijkheid. De val van Napoléon maakte aan het verbond een einde (zile ook Duitschland).