Gepubliceerd op 18-03-2021

Pupipara

betekenis & definitie

Poppenbarenden, groep van insecten, veelal ingedeeld bij de Tweevleugeligen, en voornamelijk gekenmerkt door de bijzonderheid, dat de larven niet alleen levend, maar geheel volwassen ter wereld komen, zoodat zij zich reeds kort na de geboorte verpoppen. Nimmer ontwikkelt zich tegelijkertijd meer dan een enkele zoodanige larve.

De ontwikkeling van ei tot larve heeft plaats in een voor sterke uitzetting vatbaren zak, die een verwijd gedeelte van den zeer korten eileider is. Na de geboorte blijft in dien zak de afgestroopte larvenhuid achter. De larve vertoont geen spoor van ringen, maar heeft een glad, eirond lichaam. De mondwerktuigen der volkomen insecten, ofschoon tot zuigen ingericht, verschillen zeer van die der eigenlijke Tweevleugeligen. Aan het voorste en achterste gedeelte van den kop bevindt zich een kleine opening en daarnevens twee dunne, verlengde plaatjes, die naar buiten steken en een soort snuitje vormen. Door genoemde opening kunnen drie fijne borsteltjes naar buiten worden gebracht. De gevoelens omtrent de beteekenis dezer deelen zijn zeer verdeeld. Aan het borststuk zijn geen afzonderlijke afdeelingen waarneembaar. Eenige soorten bezitten twee vleugels, andere niet. Ook bijt de ongevleugelde soorten (behalve bij die van het geslacht Braula) bestaat nog een paar kolfjes, een der voornaamste gronden waarop de P. bij de Tweevleugeligen worden geplaatst. De pooten zijn in den regel lang en staan wijd uiteen, waardoor vele soorten uiterlijke overeenkomst hebben met spinnen. De P. zijn over het geheel kleine insecten; zij leven parasitisch op andere dieren, vooral op zoogdieren en vogels. Veelal splitst men ze in een drietal familiën.

< >