L., Ganzerik (fam. Rosaceae) met omstreeks 120 soorten; kruiden, zelden heesters met meestal handvormig samengestelde bladeren en gele, (soms witte of roode) bloemen.
Onder de vele soorten in Ned. voorkomend, noemen wij: P. fragariastrum Eihrh., met witte bloemen en 3—5 tallige bladeren. De plant gelijkt zeer veel op eene aardbezieplant en komt veelvuldig voor in de bosschen van Z.-Limburg; P. anserina L., zilverschoon, zilverkruid, met afgebroken-gevinde bladeren en gele, welriekende B-tallige bloemen; P. reptorus L., vijfvingerkruid met lange kruipende stengels; P. Tormentilla Neck, (Tormentilla erecta L.), tormentil, meerwortel, zevenblad, met dikken wortelstok en P. argentea L. met witviltige stengels en bladeren. Als sierplanten komen voor P. atrosanguinea L o d d, met fraaie donkerroode bloemen, P. nepalensis Hook, met groote purpere bloemen, P. fruticosa L., een struik met gevinde bladeren en gele bloemen, vooral in N.-Amerika en N.Azië inheemsch. De wortel van P. Tormentilla was vroeger als Radix tormentillae öfficineel en bevat een roode verfstof, tormentilrood, die in alcohol en ether oplosbaar is.