eigenlijk Melek of Malchus (d. i. koning) geheeten, neoplatonisch philosoof, geb. 233 na Chr. te Batanea in Syrië, legde zich te Athene onder Longinus op de wijsbegeerte toe, werd te Rome, sedert 263, leerling van Plotinus (zie ald.), wiens letterkundige nalatenschap hij uitgaf met een levensbeschrijving, leeraarde na diens dood zelf de wijsbegeerte aldaar en overleed 304. Van zijn 15 boeken tegen de Christenen, welke op bevel van keizer Theodosius II in het openbaar verbrand werden (435), bezitten wij slechts verspreide fragmenten bij de kerkvaders.
Zijn ascetische ethiek leert men kennen uit zijn werk De abstinentia ab esu animalium, waarin hij onthouding van dierlijk voedsel aanbeveelt op godsdienstige gronden. Van zijn degelijke bestudeering van Homerus getuigen zijn Quaestiones Homericae. Voor de geschiedenis der wijsbegeerte is hij vooral belangrijk geworden door zijn Isagoge (inleiding tot de logica), waaruit in de middeleeuwen de strijd tusschen nominalisten en realisten ontstaan is. Voorts dienen van hem nog genoemd: De philosophia ex oraculis haurienda, en [i]De antro nympharum.