1) Lucius P., uit Bononia (Bologna), romeinsch tooneeldichter, omstreeks 90 v. Chr., verhief het eerst het tot dusver geïmproviseerde volksspel, de Atellanen, door schriftelijke bewerking in de metrische vormen en de techniek der Grieken tot een kunstsoort.
2) Titus P. Atticus, romeinsch ridder, 109— 32 v. Chr., kreeg den bijnaam Atticus, waaronder hij gewoonlijk bekend is, naar zijn langdurig verblijf in Athene (86—65). Naar Rome teruggekeerd, hield hij zich geheel van de politiek verwijderd doch genoot het hoogste aanzien, daar hij zich door zijn gedienstigheid, waartoe zijn middelen hem in staat stelden, met de hoofden der tegengestelde partijen, zooals Cicero, Brutus, Antonius, Octavianus, bevriend wist te maken. Vooral met Cicero was hij zeer intiem, zooals diens brieven getuigen. Voor de romeinsche literatuur heeft hij' zich als boekhandelaar verdienstelijk gemaakt, door de werken zijner tijdgenooten door zijn talrijke slaven te laten vermenigvuldigen en verspreiden. Zijn leven is uitvoerig beschreven door Cornélius Nepos.
3) Publius P. Secundus, romeinsch treurspeldichter uit den keizertijd, werd onder Tiberius als aanhanger van Sejanus na diens val (31 na Chr.) zes jaar in hechtenis gehouden, totdat Caligula hem de vrijheid schonk. In 44 was hij consul; in 50 streed hij met succes tegen de Chatten en kreeg de eer van den triomf. Zijn dichtwerken werden door Tacitus en Quinctilianus zeer hoog geschat; niets is daarvan overgebleven.
4) P. Mela, zie Mela.
5) P. Porphyrio, zie Porphyrio.