Gepubliceerd op 20-01-2021

Bologna

betekenis & definitie

1) Provincie van Opper-Italië, in het landschap Emila, behoorde tot de annexatie door Sardinië (18 Maart 1860) tot den Kerkelijken Staat, grenst ten n. aan de prov. Ferrara, ten o. aan Ravnena, ten z. aan Florence, ten w. aan Modena, beslaat een oppervlakte van 3601 km2., telt 160.000 inw., en is verdeeld in de drie districten Bologna, Imola en Vergato, tezamen met 58 gemeenen.

Het land is in het n. rijk aan water en vruchtbaar, in het z. bergachtig door de noordelijke uitloopers der Etrurische Apennijnen, die hier in den Monte-Vigese, 1091 m., hun grootste hoogte bereiken. Talrijke kleine rivieren, die meest allen naar de Po gaan, als de Samoggia, de Lavino; de Reno met de Setta, de Savena met de Idice Sillaro en de Santerno, benevens een aantal kanalen, besproeien deze provincie, die aanzienlijke hoeveelheden koren, mais, rijst, vlas, hennep en peulvruchten levert. De bodem bevat marmer, gips, koper steenkool enz. De prov. wordt van het n w. naar het z.o. doorsneden door den Via Emilia en door de daarmee evenwijdig loopende spoorlijn PiacenzaRimini; van de hoofdstad, Bologna, gaan voorts nog vier spoorlijnen uit.2) Bologna, hoofdstad van de provincie en van het district B. (311.000 inw), een der oudste, grootste en rijkste steden van Italië, aan den voet der Apennijnen, tusschen de riviertjes Reno en Savena, aan de spoorlijnen Verona-Mantua-Modena-B.-Ancona, Milaan-B.-Florence-Rome, Padua-Ferrara-B. (123 km.), B.Portomaggiore (17 km.), B.-San Felice 13 km. en aan de tramlijn B.-Imola; zetel eens aartsbisschops, van een hof van appèl, een gerechtshof en een handelsrechtbank, enz.; de stad heeft een hoogesehool, een der voornaamste van Italië, een sterrewacht, een beroemde bibliotheek, inrichtingen van onderwijs van allerlei aard enz.; handel, industrie. B. is zoowel door zijn ouderdom, als door de wetenschappen en kunsten, die er van ouds gebloeid hebben, merkwaardig; zijn hoogeschool, een der oudste van Wapen van Europa, werd in de 13de eeuw Bologna. door meer dan 10 000 studenten bezocht, vooral ter studie der rechtsgeleerdheid, en vierde in 1888 haar 800-jarig bestaan. De stad heeft naast den bijnaam la Dotta allengs dien van la Grassa (de Vette) gekregen, ontleend aan hare bij uitstek vruchtbare omstreken en aan hare alom gunstig bekende Bologneesche saucijzen. De stad heeft over het geheel een ernstig, somber voorkomen; gewelfde gangen omvat ten de meeste straten aan weerskanten, en op elk punt verheffen zich om hun ouderdom werkwaardige gebouwen. Op het schoone hoofdplein, Piazza maggiore, thans meer plein Vittorio Emanuele geheeten (dat versierd is door de beroemde fontein del Gigante, prijkend met een bronzen Neptunusbeeld) staat het reusachtig Palazzo publico, eenmaal tegelijkertijd door paus Clement VII en keizer Karel V met hunne hofhoudingen bewoond; verder het Palazzo del podesta, waarin de zoon van keizer Frederik II het laatste deel zijns levens gevangen werd gehouden, waarom het gebouw ook wel Palazzo delreEnzio wordt genoemd, Op het kleinere plein Piazza minore verheffen zich twee zeer oude torens; de eene, Asinelli geheeten, is ongeveer 80 meter hoog. bij nauwelijks 6 meter doorsnede, en wijkt ruim een meter van de loodrechte lijn af, de andere, Garisende genaamd, is iets hooger en wijkt meer dan twee meter van de loodrechte lijn af; beide torens, naar hun bouwmeesters benoemd, werden in den aanvang der 12de eeuw opgetrokken; hun afwijken van den loodrechten stand wordt door sommigen aan verzakking van den weeken bodem toegeschreven, door anderen aan den bijzonderen smaak en bouworde der dagen, waarin zij werden gebouwd. Onder de vele kerken van B. zijn vooral te noemen die van den heiligen Petronius, schutspatroon en eersten bissehop van B.; in deze kerk werd Karel V door paus Clemens VII tot keizer gekroond; verder de rijk versierde Petruskerk en de San Domenico, met het graf van de hier in 1221 begraven titel-heilige en het praalgraf van koning Enzio. Op den heuvel La Guaraia, ongeveer een uur van de stad, ligt de schoone kerk Madonna di San Luca; een overdekte weg met meer dan COO bogen voert van de stad naar dezen heuvel; deze .overdekte weg heeft zijn ontstaan te danken aan de gezamenlijke inwoners; elke corporatie, vereeniging enz. nam eenige bogen voor haar rekening, zoodat na verloop van tijd dit reuzenwerk tot stand kwam. Een ander op zuilen rustende booggang van ½ uur voert naar het kerkhof Campo Santo of La Certosa. B. heeft groote fabrieken van zijde, fluweel, kunstbloemen, parfumeriën, likeuren, ingelegde vruchten, macaroni, salami, mortadellen (worst van varkens-, rund en ezelsvleesch) enz.

De stad B., onder den naarn Felsina door de Etruskers gesticht, later een bezitting der Boji en Bononia geheeten, werd na den slag bij Mutina, 193 v. Chr., een militaire kolonie der Romeinen en speelde in den romeinschen keizertijd een belangrijke rol; later maakte de stad deel uit van het exarchaat en werd zij door de Longobarden genomen. Hare eerste privileges verkreeg zij van keizer Friedrich I (1158); 9 jaren later sloot zij zich aan bij den LongoSardischen stedenbond; zij was in 1239 nevens Milaan het bolwerk der Guelfen in Opper-Italië; in 1278 werd zij bij het pauselijk gebied ingelijfd, onder paus Nicolaas 111; gedurende de eerstvolgende tijden was zij beurtelings in de macht van den paus, van de demokratie, en van de familiën Pepoli (1337-50) en Bentivoglio (1101—1506); eerst in 1506 kwam zij weer voor goed aan den Kerkelijken Staat, hoewel zij steeds allerlei vrijheden, als het recht eigen munt te slaan, bleef behouden, die eerst ten tijde der fransche heerschappij in Italië werden opgeheven; zij maakte voorts doel uit van de Cisalpijnsche republiek, van de republiek Italië, van het departement van de Reno, en kwam in 1815 andermaal aan den Kerkelijken Staat; tijdens de ital. beweging van 1859—60 moest bet sinds 18+9 hier gevestigde oostenrijksche garnizoen de stad verlaten, waarop zij in Maart 1860 zich bij het koninkrijk Sardinië voegde.

< >