Gepubliceerd op 14-03-2021

Pieter hendrik van de wall

betekenis & definitie

nederl. geschiedvorscher, geb. te Dordrecht 1737, overl. 1808 te’s Gravenhage, promoveerde te Utrecht in de rechten, bekleedde verschillende functiën in zijn geboortestad, werd in 1773 door de Staten tot lid van gecommitteerde Raden benoemd, maar legde in 1795 zijn ambten en waardigheden neder, daar hij een vurig Oranjeklant was. In 1807 werd hij door koning Lodewijk tot lid van het departementaal bestuur, ridder der Unie en staatsraad in buitengewonen dienst benoemd.

Zijn voornaamste werken zijn Verhandelingen over de handvesten en voorrechtsbrleven der stad Dordrecht enz. (1770) en eenige oudheidkundige verhandelingen in de uitgaven der „Mij. van Nederl. letterkunde” te Leiden.

< >