byzantijnsch geleerde en schrijver, geb. omstreeks 820 te Constantinopel, was eerst overste der keizerlijke lijfwacht en staatssecretaris onder Michaël III en werd 857, na in 6 dagen tijds alle geestelijke wijdingen ontvangen te hebben, in plaats van Ignatius tot patriarch van Constantinopel verheven. Toen paus Nicolaus I beval dat Ignatius hersteld moest worden, liet P. door een synode te Constantinopel den ban over hem uitspreken, werd echter door keizer Basilius 867 afgezet, omdat hij1 hem wegens het vermoorden van zijn voorganger Michaël geëxcommuniceerd had, en zelf door een synode te Rome in den ban gedaan.
Na den dood van Ignatius in 877 weer tot patriarch aangesteld, werd hij door paus Johannes VIII nogmaals geëxcommuniceerd en door Tceizer Leo 886 in een armenisch klooster verbannen, waar hij 891 overleed. Later werd hij door de grieksche kerk onder het getal harer heiligen opgenomen; feestdag 6 Febr. Van zijn talrijke werken is voor de oude literatuur vooral van belang zijn Bibliotheca (ook Myriobiblion getiteld), waarin meeningen en uittreksels van 280 heidensche en christelijke meerendeels verloren gegane werken worden meegedeeld, en een uit oude bronnen samengesteld Lexicon (beste uitgave van S. A. Naber, 2 dln., Leiden 1865). Voorts bezitten wij van hem nog een verzameling verhandelingen over vraagstukken uit de H. Schrift, strijdschriften, homilieën, enz.