geb. te Bretten 16 Febr. 1497, zoon van den wapensmid Georg Schwarzerd, een der geleerdste mannen van zijn tijd en een der vier bekende hervormers, neemt door zijn zacht karakter en vredelievenden, liefderijken geest een waardige plaats in naast den vurigen, onstuimigen Luther. Reeds als knaap onderscheidde hij zich door zijn vroolijk humeur, zachten aard, bescheidenheid en uiterlijke bevalligheid.
Na-dat hij op zijn elfde jaar zijn vader verloren had, ging hij naar de Latijnsche school te Pforzheim, waar hij vooral uitstekend Grieksch leerde. Zijn oudoom, de beroemde Johannes Reuchlin, gaf hem den Griekschen naam Melanchton, vertaling van zijn eigenlijken naam Schwarzerd. Reeds op zijn dertiende jaar ging hij naar de Universiteit te Heidelberg, daarna naar Tübingen, waar hij voor ’t eerst een Bijbel in handen kreeg, waarvan de lezing hem tot een ernstig onderzoek der Schriften bracht. Op zijn zeventiende jaar magister geworden, hield hij voorlezingen over de classieken en de wijsbegeerte van Aristoteles, dikwijls voor meer dan 2000 hoorders. Met zijn machtigen geest in een later zwak en ziekelijk lichaam is hij een der geleerdste en beroemdste mannen zijner eeuw geworden.
Toen hij 21 jaar was, noemde Erasmus hem een der uitmuntendste geleerden in Godgeleerdheid en wijsbegeerte, maar vooral in de letteren. Hij schreef een Grieksche spraakkunst die 28 en een Latijnsche die 32 uitgaven beleefde. Tal van wetenschappelijke werken op allerlei gebied zijn van zijne hand. Ook is hij de opsteller van de beroemde Augsburger confessie. Later kreeg hij den eeretitel van Praeceptor Germaniae. Hij stierf in het jaar 1560.
De beste verzameling zijner geschriften is die van Bretschneider en Bindzeil in het Corpus reformatorum, 28 deelen, Brunswijk en Halle 1834—1860.