Gepubliceerd op 14-03-2021

Petrus wesseling

betekenis & definitie

philoloog, geb. 1692 te Steinfurt, studeerde te Leiden en te Franeker in de letteren en de godgeleerdheid, werd in 1717 conrector te Middelburg, in 1723 hoogt, der geschiedenis en welsprekendheid te Franker en in 1735 hoogl. in dezelfde vakken en in het grieksch te Utrecht, waar hij van 1746 af ook het professoraat in het romeinsch-germaansche en het natuurrecht bekleedde en in 1764 overl. Voornaamste geschriften: Vetera Romanormn itineria (1735), Oiserva fiones variae (1727, opn. uitgeg. door Frotscher, 1832), ProbahiUa (1731), Diatribe de Judaeorum archaeologia (1738), Epistola de Aqa.il ae fragment is (1748); uitgaven van Diodorus SiciiIhs (1745, 2 dln.) en van Herodotns (1768); verbeterde uitgaven van Petitus, Leges Atticae (1741) en van Simsonii Chron icon (1752).

< >