Nederl. taalgeleerde, geb. 29 Nov. 1840 te Rijswijk, studeerde te Leiden in de letteren, was eerst conrector te Winschoten, daarna leeraar in de nederl. taaien letterkunde te Haarlem, en werd in 1879 hoogleeraar in de nederl. taal aan de hoogeschool te Leiden, aan welke hij voor den cursus 1898/99 rector magnificus was; hij overl. 30 Aug. 1899. Hij was van 1870 —75 mede-redacteur van de „Ned. Taal- en Letterkunde”, van 1877—79 van de „Taalkundige Bijdragen”, langen tijd medewerker aan het Nederlandsche Woordenboek, en schreef: Nederlandsche Spraakkunst. Etymologie (4e druk 1875, 7e druk 1886), Altioentsachsische Grammatik (1883, 1886, 1888), Vergelijkende Spraakleer der Nederlandsche, Hoogduitsche en Engelsche taal (1864), De oud-nederlandsche psalmen (1870), Over Angelsaksische poëzie (rede, uitgesproken op den 324stlil1 verjaardag der univer siteit te Leiden, 8 Febr. 1899) Beknopte Nederl. Spraakkunst (7de druk, herzien door R. Zuidema, Haarl. 1900), benevens artikelen in verschillende binnen- en buitenl. tijdschriften.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk