de beslissende strijd tusschen Athene en Sparta om de hegemonie (heerschappij) in Griekenland, van 431 —404 v. Chr., kwam tot uitbarsting door Corinthe, dat op Athene’s zeemacht naijverig en door de ondersteuning van zijn kolonie Corcyra geprikkeld was, en door Megara, dat zich over beperkingen van zijn handel door Athene beklaagde.
Deze beide staten drongen de Spartanen en overige Peloponnesiërs 432 op de bondsvergadering te Sparta tot het besluit, van Athene het herstel der vrijheid en onafhankelijkheid van alle grieksche staten, d. W. z. de ontbinding van het zeeverbond, te eischen en en, toen de Atheners zulks op raa'd van Pericles afwezen, den oorlog te verklaren. De oorlog begon met den mislukten nachtelijken aanval der Thebanen op Plataeae, waarop het peloponnesische leger onder koning Arehidamus Attica binnenrukte. Deze invallen werden 430,428, 427 en 425 herhaald, doch zonder wezenlijk gevolg, daar de Atheners op raad van Pericles het vlakke land ontruimden en zich achter hun lange muren terugtrokken. Maar 430 brak in het overbevolkte Athene de pest uit, die ook 429 voortduurde, 5000 hoplieten en vervolgens ook Pericles zelf wegrukbe. Toen na afwisselenden strijd in 422 Brasidas en Cleon bij Amphipolis gesneuveld waren, kwam op aandringen der bezadigde mannen in beide staten 421 een vijftigjarige vrede (Vrede van Nicias) alsmede een bondgenootschap tusschen Athene en Sparta tot stand, waardoor de z.g.
Archidamische oorlog (431 —421) beëindigd werd. Athene behield de heerschappij ter zee, Sparta die te land.Sparta bracht zich echter door dezen vrede in vijandschap met wie tot dusver zijn bondgenooten waren, vooral met Corinthe; zij toch waren den oorlog begonnen om Athene te vernietigen; er kwam nu tusschen Corinthe, Argos, Elis en Mantinea een peloponnesische bond tot stand, waarvan Alcibiades, die inmiddels in Athene den meesten invloed verkregen had, aanstonds gebruik wilde maken om de spartaansche macht in de Peloponnesus te vernietigen. Deze poging evenwel mislukte door de nederlaag der verbondenen bij Mantinea 418. Alcibiades drong nu aan op uitbreiding van de heerschappij der Atheners ter zee; 115 werd een expeditie onder Nicias, Lamachus en Alcibiades tegen Syracuse uitgezonden, welke eindigde met de nederlaag van vloot en leger van Athene. Daarop gaf Alcibiades, die reeds door de door hem aangeraden ondersteuning van Syracuse door de Spartanen der Atheners groot nadeel had berokkend, aan Sparta ook aanleiding tot het hervatten van 'den oorlog door het plotseling bezetten van Decelea in Attica en tot het oprichten van een zeemacht met perzische hulp (Deceleïsche oorlog 413— 404). Het einde was, dat 405 de laatste atheensehe vloot door Lysander bij Aegospotami verslagen werd, waarop hij in 404 de onvoorwaardelijke overgave der stad Athene afdwong, die zich moest onderwerpen aan de vredesvoorwaarden der Spartanen:, het afbreken der lange muren, uitlevering der vloot, afstand van alle gebied buiten Attica en ondergeschiktheid aan den peloponnesischen. bond. De uitslag van den 27-jarigen oorlog was de val der atheensehe macht, zonder dat, evenwel het overwinnende Sparta in staat wasgeweest, Griekenland onder zijn eigen heerschappij te vereenigen. De geschiedenis van. den P. is beschreven door den tijdgenoot Thucydides, tot 411; het verder gedeelte door Xenophon, in diens Hellenica.