L., Passiebloem (fam. Passifloraceae) met 120 soorten, vooral in de warmere streken van Amerika, meestal klimmende heesters met gave of gelobde bladeren en levendig gekleurde bloemen, waarin een krans van talrijke draadvormige, welriekende aanhangselen zich bevindt.
Het vruchtbeginsel staat op een langen steel (gvnophorum) en draagt drie knodsvormige vrije stempels. Om het gynophorum bevinden zich vijf meeldraden met groote bewegelijke helmknoppen. In de 17de eeuw werd deze plant naar Europa overgebracht.Het meest besend zijn: P. coerulea L. uit Peru, witte bloemen met blauwen krans, P. kermessina, uit Rio de Janeiro, met karmijnrood© bloemkroon en blauwen krans, P. alata A i t, m. bloedroode bloemen, P. racemosa Brot uit Brazilië, met scharlaken roode bloemen en witten krans, P. incarnata L., uit N.-Amerika, met witte bloemen en purperrooden krans, Pt quadrangularis L., uit Jamaica, met welriekende purperrood© bloemen, wier krans uit rood-, wit- en violetgekleurde draden bestaat.