spaansch staatsman, geb. 17 Mei 1806 te Pamplona; advokaat te Barcelona, kreeg in 1836 een zetel in de Cortes, behoorde van den aanvang af tot de ultraradikalen en werd de leider der progressisten, was in 1855 eenige maanden minister van financiën, diende in dien tijd het vermaarde desamortisatie-ontwerp (verkoop der staatseigendommen en der kerkelijke goederen) in, dat na een feilen strijd aangenomen werd; ging na de revolutie van 1856 naar het buitenland, behoorde later tot de deputatie die naar Florence werd gezonden om koning Amadeus af te halen, en overl. op den terugweg, 13 Dec. 1870. Hij schreef o. a. een Diccionario geografico, estatistico y histórico de Espana (16 dln.
Madrid 1848—50) en een Coïeccion de causas celebres (16 dln. ald. 1840).