Gepubliceerd op 28-02-2021

Paraguay

betekenis & definitie

republiek van Zuid-Amerika, ligt, wat haar hoofdgedeelte betreft, tusschen de Rio Parana ten o. en z. en de Rio Paraguay ten w.; de eerste scheidt haar van Brazilië en den argentijnschen staat Corrientes, de laatste van Gran-Chaco, Intusschen zijn de grenzen nog op bijna alle punten onbepaald, waardoor de berekening der oppervlakte onzeker is. In 1900 had P. 635.571 inw., meest Indianen, Creolen, Mestiezen en Mulatten.

De Indianen hebben reeds lang het Christendom aangenomen. Hun taal is de landstaal, terwijl het spaansch alleen door de hooge standen gesproken en in officieele akten gebruikt wordt. Een bergketen, die uit Brazilië komt, snijdt het land van het n. naar het z. bijna middendoor. Het land ten o. dezer centraalketen, dat bijna geheel onbekend is, ligt hooger en is minder vlak dan de ten w. daarvan gelegen streek. De laatste vormt over ’t geheel een vlakte, die slechts door enkele hoogten wordt afgebroken, in wier dalen de rivieren stroomen welke zich in de Paraguay werpen, zooals de Rio Apa, de Aquidaban, de Jejuy (Xejuy) en de Tibicuary. Ook treft men er vele meren aan, enkele van groote uitgestrektheid.

Het land is rijk aan ijzer, koper komt er voor in den vorm van lazuur, ook zink en kwikzilver zijn aanwezig. De metaalschatten worden er echter nog niet geëxploiteerd; alleen heeft men een aanvang gemaakt met het ontginnen van eenige ijzermijnen. Het half tropische klimaat is zeer gezond en voor den plantengroei buitengewoon gunstig. De voortbrengselen uit het plantenrijk zijn dan ook van groote waarde. Voornamelijk groeien er in de bosschen voortreffelijke houtsoorten. De uitvoer van dit product, een monopolie der regeering, is echter zeer beperkt.

Het belangrijkste voortbrengsel van het plantenrijk is de Paraguay-thee. Verder komt vooral de tabak in aanmerking. De landbouw staat nog op een zeer lagen trap, terwijl van veeteelt nog minder werk gemaakt wordt. Huiden worden er veel naar Italië uitgevoerd. De belangrijkste wortbrengselen der industrie zijn sigaren, grove katoenen en wollen stoffen, hout- en lederwaren, gom- en harspreparaten, gedistilleerde dranken uit het sap van suikerriet en algaroba, verder ook suiker, touw, kant enz. De hoofdwegen voor het verkeer zijn de beide rivieren Paraguay en Parana.

P. is in 25 departementen verdeeld, ieder met een regeeringscommissaris aan het hoofd. Hoofdstad is Asuncion. Het hoofd van den staat is een president, die ook den titel van maarschalk-opperbevelhebber voert. De priesters moeten voor de kerkelijke zaken zorg dragen; aan kun hoofd staat de bisschop van Asunoion. De staatsinkomsten komen voornamelijk voort uit den verkoop der Paraguay-thee en andere producten der openbare landerijen.Het wapen van P. vertoont een blauw schild, met in het midden op een paal de vrijheidsmuts, daarachter een zilveren ster.

Geschiedenis

Van 1515 af, toen Solis de La Plata-rivier ontdekte, beproefden de Spanjaarden vasten voet te krijgen in P._, doch zonder gunstig gevolg. De eersten, die met eenig succes werkzaam waren voor de bekeering der Indianen tot het christendom, waren de Jezuïeten Angulo en Barsena, die 1586 te St. Jago in Tucuman aankwamen; weldra werden hun pogingen en die der hun toegezonden helpers met zoo goeden uitslag bekroond, dat zij aan hun oversten konden melden, dat 200.000 Indianen bereid waren het christendom te omhelzen. Hierop ontvingen de missionarissen ook ondersteuning van den koning van Spanje. Zij verkregen van den gouverneur en den bisschop de vergunning, om hun christenen op afzonderlijke plaatsen te mogen vereenigen, hen geheel onafhankelijk van de naast bijgelegen koloniale steden naar hun eigen inzichten te leiden, overal kerken op te richten en in naam des konings zich te mogen verzetten tegen allen, die onder eenig voorwendsel deze nieuwe christenen tot persoonlijken dienst der Spanjaarden zouden trachten te gebruiken. Als eerste der beroemde „Reducties” (kerspelen) werd nu door de Jezuïeten Loretto en als tweede op 80 mijlen vandaar St.

Ignatius gesticht; daarop volgden er nog twee. De aanklachten, door hun vijanden tegen de missionarissen ingébracht, deden hen aan koning Philips III van Spanje beloven, dat zij alle Indianen zouden bewegen, hem volkomen gehoorzaamheid te zweren. Ondanks roofzuchtige aanvallen en besmettelijke ziekten konden de paters voortdurend nieuwe reducties stichten, vooral ook onder den wilden stam in Tayaoba. Omstr. 1692 hadden de Jezuïeten 26 nederzettingen met ongev. 60 missionarissen. Doch het aantal hunner vijanden onder de kolonisten was zeer groot. In het eerste vierde der 18de eeuw heerschte er in P. een toestand van volkomen anarchie; het hoofd der rebellen verklaarde openlijk, de Jezuïeten te willen verdrijven en den Indianen hun vuurwapenen ontnemen.

Terzelfder tijd wendden de vijanden der Jezuïeten zich tot het hof met de klacht, dat de reducties te weinig belasting betaalden en de missionarissen zich de rechten des konings aanmatigden. Na ingesteld onderzoek wenschte de koning de missionarissen evenwel geluk met hun werk. (Omtrent de inwendige organisatie der Reducties, zie ald.)

Het gevaar bedreigde thans de missionarissen van den kant van een minister; zij werden beschuldigd, een eigen rijk onder een eigen koning Nicolaus, groote legers en rijkdommen te hebben en handel te drijven. Minister Pombal bediende zich van een tweetal werktuigen, den afvalligen Capucijn Peter Parisot en den afvalligen Jezuïet Ibagnez.

Nadat de Jezuïeten in 1759 door Pombal uit Portugal waren verdreven, werd 16 Juli 1766 het college van Santa Fé door soldaten omringd en de paters als gevangenen weggevoerd; hetzelfde gebeurde met de andere colleges. In de reducties evenwel ging men, met het oog op de Indianen, die 30.000 weerbare mannen op de been konden brengen, voorzichtiger te werk; doch de Jezuïeten deden hun best, hun christenen tot kalmte te brengen. Zij werden naar Buenos-Ayres gevoerd en daar als misdadigers behandeld; na een hechtenis van een half jaar werden zij op spaansche schepen naar Europa getransporteerd; zij waren 171 in getal en het meerendeel stierf op zee.

Nauwelijks waren de Jezuïeten uit de reducties van P. verwijderd, of de Indianen keerden langzamerhand tot hun vroegere wilde levenswijze terug. Het land werd 1778 bij de spaansche provincie La Plata gevoegd, 1801 werd de missieprovincie aan Brazilië afgestaan. De 1810 in Buenos-Ayres uitgebarsten revolutie tastte in het volgend jaar ook P. aan, waar Dr. Francia zich aan het hoofd plaatste en het zoover bracht, dat hij 1814 tot dictator werd benoemd; 1817 werd hem dit ambt voor het leven opgedragen. Hij regeerde met ijzeren hand, hield ook. nadat hij zijn macht volkomen bevestigd had, aan het schrikbewind vast en sloot het land totaal af. Hij schiep een klein, doch voortreffelijk georganiseerd staand leger en wist P., zelfs tijdens de revoluties in de naburige staten, voor inwendige beroeringen te vrijwaren.

De dood van den dictator 20 Sept. 1840 bracht verandering in den toestand en riep verschillende pogingen tot usurpatie in het leven. Onder den vooreerst gekozen gouverneur Vidal bleef het land in zijn afzondering; een nationaal congres koos 1842 don Alonso en don Carlos Antonio Lopez, neven van Francia, tot consuls. Een ander nationaal congres vaardigde 13 Maart 1844 een grondwet uit en benoemde volgens deze 14 Maart don Carlos Antonio Lopez tot president voor 10 jaar. Deze stelde aanstonds bij decreet van 20 Mei 1845, waarop 1846 een herziening van het toltarief in den geest van vrijhandel volgde, het land voor de vreemdelingen en het buitenlandsch verkeer open; hij reorganiseerde het leger en versterkte het tot 8000 man, schiep een vloot, bouwde de sterke vesting Humaïta en versterkte Asuncion alsmede den Passo de la Patria. De gouverneur van Argentinië evenwel, Rosas, die P. als een provincie van de Argentijnsche republiek beschouwde, verbood ieder verkeer met P., waarop 4 Dec. 1845 de regeering van P. hem den oorlog verklaarde. Nadat Rosas 1852 gevallen was, volgde spoedig de erkenning der onafhankelijkheid van P. door de argentijnsche confederatie, nadat zij reeds 1845 van de meeste overige staten was verkregen.

De president Lopez sloot tal van handels- en scheepvaartverdragen, regelde de rechtspleging, stichtte volksscholen en een wetenschappelijk genootschap, zorgde voor verkeerswegen, en voerde den algemeenen dienstplicht in. In 1857 werd zijn presidentschap voor zeven jaar verlengd en bleef hij steeds onbeperkt heerscher. Hij overleed 10 Sept. 1862, nadat hij 18 jaren achtereen het land beheerscht had, en zijn zoon Francisco Solano Lopez, dien hij als zijn opvolger had aangewezen, aanvaardde het presidentschap. In den in Uruguay (zie ald.) uitgebroken burgeroorlog werd 11 Nov. een braziliaansche postboot door een oorlogsschip van P. opgebracht. Weldra hadden er, nadat Brazilië zich met Uruguay en de Argentijnsche republiek tegen P. had verbonden, verdere vijandelijkheden plaats, waaronder een 2 Mei 1866 door de verbondenen behaalde overwinning bij Estero-Velhaco in P. en een onbeslist gebleven gevecht bij Tuyutu 24 Mei 1868 vermelding verdienen. Daarop trad een stilstand in, waarop in den zomer van 1867 de vijandelijkheden opnieuw uitbraken; de operaties werden evenwel eerst met meer energie geleid toen de argentijnsche president Mitre 15 Febr. 1868 het opperbevel over het geheele verbonden leger neerlegde en het overdroeg aan den braziliaanschen maarschalk Caxias.

De verbondenen namen 3 Aug. 1868 Humaïta in, waarop Lopez naar Angostura, een pas beneden Asuncion, terugtrok; zijn kamp werd echter omsingeld en 25 Dec. bestormd; Lopez zelf ontkwam. In Jan. 1869 trokken de verbondenen Asuncion binnen, waar zij een voorloopige regeering benoemden. De strijd duurde evenwel nog onafgebroken voort, zonder tot een beslissing te leiden. Begin Mei aanvaardde graaf d’Eu, de schoonzoon van den keizer van Brazilië, het commando, bestormde 12 Aug. de door Lopez bij Piritebu bezette stelling en versloeg hem ook 15 Aug. bij Caraguatay. In een reeks van gevechten werden de troepen van den dictator meer en meer gedund, hij zelf met slechts een paar honderd man steeds verder het land in teruggedrongen, totdat hij 1 Maart 1870 in een gevecht aan de Aquidaban sneuvelde. Met den dood van den dictator was de oorlog geëindigd; doch eerst 27 Maart 1872 werden de vredesverdragen tussehen Brazilië en P. geratificeerd, waarbij P. het noordelijkste deel der republiek aan Brazilië afstond en zich ook tot betaling der oorlogskosten verbond.

In Oct. van hetzelfde jaar sloot ook de Argentijnsche republiek een verdrag met P., dat den Pilcomayo als grensscheiding in het betwiste Chacogebied vaststelde. Na den vrede schonk een vrij gekozen constitueerende vergadering het land een vrijzinnige grondwet; de laatste bezettingstroepen der verbondenen verlieten 22 Juni 1876 het land. De 25 Nov. 1874 tot president der republiek gekozen Don J. Bautista Gill werd 12 April 1877 met zijn broeder Don Emilio Gill, voormalig minister van financiën, op straat vermoord. Men schreef deze misdaad toe aan de hoofden van een politieke samenzwering, die een revolutie in het leven wilden roepen en den vroegeren minister van buitenlandsche zaken Dr. Machain tot president verheffen.

Hun plan werd evenwel 17 Oct. ontdekt en de hoofden der samenzwering in hechtenis genomen, waarop zij met Dr. Machain bij een poging tot bevrijding 29 Oct. omkwamen. De vice-president der republiek, Don Oliginio Uriarte, aanvaardde tijdelijk het presidentschap, totdat hij 1878 werd opgevolgd door Bareiro, die' echter reeds in 1880 overleed. Hij werd opgevolgd door Caballero en deze in 1886 door Escobar. In 1890 werd Juan Gonzalez tot president gekozen, die 1891 een poging tot opstand met weinig moeite onderdrukte. In 1894 aanvaardde de toenmalige vice-president Marcos A.

Morinigo de regeering. Op hem volgde in 1898 Emilio Aceval. In 1902 werd Juan Ezquarra gekozen. De nieuwste geschiedenis van P. is niet rijk aan groote gebeurtenissen. De lange oorlog had het land volkomen uitgeput, de bevolking was sterk verminderd, landbouw en handel' lagen stil. Velerlei pogingen werden gedaan om landverhuizers te trekken.

Literatuur: Washburn, The histery of P. (2 dln., Boston 1871), L. Schneider, Der Krieg der Tripelallianz gegen die Republik P. (3 dln., Berl. 1872—75), Gothein, Der christlichsociale Staat der Jesuiten in P. (Lpz. 1883), Mulhall, üandbook of the Siver Plate Republics (5de dr. Lond. 1885), Eriado, La Repüblica de P. (Asuncion 1888),. Bourgade la Dardye, Le P. (Par. 1889), van Bruyssel, La Mépublique de P. (Par. 1893), Pfotenhauer, Die Missionen der Jesuiten in P. (3 dln., Gütersl. 1893), Decoud, Geografia de la Republica del P. (2de dr., Asuncion 1896), Santos, La Republica del P. (ald. 1897), Boggiani, Compendia de ethnographia P. moderna (ald. 1900).

< >