een bergachtig en ruw landschap in het n. van Klein-Azië, dat in het n. door de Zwarte zee (Pontus Euxinus) begrensd, in het O'. door de rivier Halys van Pontus, in het w. door de rivier Billaeus van Bithynië, in het z. door het gebergte Olgassys (tegenw. Ilkas-Dagh) van Galatië (Phrygië) gescheiden wordt.
Deze grensscheiding is zeer oud, maar onderging met de wisseling der landsheeren allerlei verandering. Na den dood van Alexander kwam P. met Cappadocië aan Eumenes, werd vervolgens, toen het nieuwe koninkrijk Pontus ontstond, voor een groot gedeelte daarmede vereenigd en in de 1ste eeuw v. Chr. door de Romeinen deels bij de provincie Bithynia-Pontus, deels bij' de provincie Galatia gevoegd, tegen het eind der 3de eeuw na Chr. als afzonderlijke provincie geconstitueerd. De met de Phrygiërs en Thraciërs verwante bevolking leefde van veeteelt, jacht en vischvangst en ging door voor ruw en eenvoudig; beroemd waren de paphlagonische ruiters. De bergen leverden metalen en voortreffelijk hout voor den scheepsbouw op. P. stond sedert de 6de eeuw v.
Chr. in naam onder lydische, vervolgens onder perzische, later onder macedonisehe heerschappij, doch bleef tamelijk onafhankelijk onder eigen vorsten. Onder de steden van P. zijn de voornaamste: Stephane (Istifan), Sinope (Sinob), Gangra (Kjankari) en Amisus (Samsun).