Gepubliceerd op 20-01-2021

Otto bollinger

betekenis & definitie

Duitsch patholoog en veeartsenijkundige, geb. 2 April 1813 te Allenkirchen, werd in 1880 hoogleeraar in de algemeene pathologie en de pathologische ontleedkunde te München; hij wijdde zijn werkzaamheid vooral aan het miltvuur, de tuberculose, en de vergiftiging en besmetting met dierlijke gifstoffen; hij schreef: Zur Pathologie des Milzbrandes (1872), Infektionen durch tierische Gifte (1876), Ueber animale Vaccination (1879) enz.

< >