of Orlandus Lassus eigentlijk Roland de Lattre, nederlandsch toonkunstenaar, geb. 1520 te Bergen (Mons), overl. 1594 te München, trok als koorknaap in de St. Nicolaaskerk te Bergen door zijn fraaie stem en zijn muzikalen aanleg in zulke mate de aandacht, dat Ferdinando Gonzaga, keizerlijk generaal in de Nederlanden, hem mede naar Italië nam en eerst te Milaan, dan op Sicilië liet studeeren.
Op eenentwintig-jarigen leeftijd kwam hij te Rome, waar hij kapelmeester in de kerk van St. Jan van Lateranen werd. Dit ambt bekleedde hij tot 1549, toen hij met Giulio Cesare Brancaccio reizen naar Frankrijk en Engeland maakte, en verbleef van 1554 tot 1556 te Antwerpen. Hier ontving hij de uitnoodiging van den hertog van Beieren, om aan diens hof te München te komen, waar hij in 1568 eerste kapelmeester werd.Met Palestrina droeg hij den bijnaam van Princeps musicae, en onder zijn leiding was de Münchener Kapel een der grootste kapellen van Europa. L. heeft veel geschreven, o.a.: 429 Cantiones sacrae, 6 Ave Regina, 34 Hymni, 19 Litanien, T80 Magnificat, 51 Missen; voorts Requiems, vele Motetten, Psalmen, Officien, Boetpsalmen en nog een groot aantal wereldsche composities, o. a.: 371 Chansons en 233 Madrigalen.
Zijn zoon Ferdinand, geb. te München 1562, overl. ald. 1609, volgde hem als hofkapelmeester op, na deze erlangde zijn tweede zoon Rudolf, geb. te München, overl. ald. 1625, dit ambt, dat in 1625 werd verleend aan Ferdinands zoon, eveneens Ferdinand geheeten, die in 1636 overleed.
