1857, leeraar aan het Kon. Athenaeum te Doornik, vlaamsch schrijver. De droom eener moeder (1887), Uit het kinderleven (1892), [i]Van twee koningskinderen, Het witte boek, Jonge harten, Wouter’s jonge jaren, Germaansche beelden.
[/i]
Johanna Cornelia Wattier
nederl. tooneelkunstenares, geb. te Rotterdam 1764, overl. aan de Geestbrug bij ’s Gravenhage 1827, waar zij in de St. Jacobskerk met groote plechtigheid werd begraven. Zij begaf zich in 1780 naar Amsterdam en behaalde er gedurende meer dan 25 jaar een reeks schitterende zegepralen, vooral in het treurspel. In 1805 werd dan ook haar zilveren kunstenaarsjubileum met veel luister gevierd. In 1808 oogstte zij grooten bijval te Parijs, waar Talma haar bekend had gemaakt. Bij koning Lodewijk en koningin Hortense stond zij in hoog aanzien en Napoleon verleende haar zelfs een jaargeld.
Zij trad in den echt met den bouwmeester Ziesenis (zie ald.), dien zij in 1820 door den dood verloor, vijf jaar nadat zij om gezondheidsredenen het tooneel had moeten verlaten. W. muntte niet alleen uit door groote gaven van geest, maar ook van lichaam, want zij had een fraai, klassiek gevormd gelaat, een indrukwekkend figuur en een krachtige, volle, buigzame en welluidende stem.