Gepubliceerd op 28-02-2021

Olielampen

betekenis & definitie

lampen die gevoed worden met vette oliën (raapolie, olijfolie, traan) of met etherische oliën (camphine), met vloeist. die door destillatie van steenkoolteer verkregen worden (photogeen, solaarolie) of mengsels van koolwaterstoffen die in de natuur voorkomen (petroleum), in het algemeen dus toestellen voor kunstlicht waarbij het verlichtingsmiddel vloeibaar is. Reeds in de oudheid bezigde men, als middelen om kunstlicht te maken, lampen; de kaarsen zijn eerst veel later in gebruik gekomen.

De uitvinding van de lamp wordt aan de oude Egyptenaars toegeschreven. Van uit Griekenland en Rome is haar gebruik over de overige deelen van Europa verbreid geworden. Als men de lampen in het algemeen beschouwt, treft men er dezelfde hoofddoelen in aan, als ook in een kaars worden waargenomen, n.l. brandstof en een pit. Bij de olielamp echter is een vergaarbak noodig, die de vloeibare brandstof bevat, en waaruit deze onophoudelijk en zoo gelijkmatig mogelijk aan de vlam wordt toegevoerd. Het onderscheid tusschen de talrijke soorten van lampen is gelegen in de soort van vloeistof, die daarin als brandstof wordt gebezigd (patentolie, gasolie, petroleum), in den vorm van de pit, in' de wijze waarop de lucht aan de vlam wordt toegevoerd, in de inrichting van den oliebak en zijn ligging ten opzichte van de pit, en hoofdzakelijk in de wijze, waarop het verlichtingsmiddel aangevoerd wordt naar dat gedeelte van de pit, waar de verbranding zal plaats hebben. Zulks kan n.l. eenvoudig geschieden door de aantrekking van de wanden der capillaire ruimten van de katoenen pit, óf door deze, en tevens door een zekere (langs hydrostatischen of langs mechanischen weg veroorzaakte) drukking.

Onverschillig welke vloeistof als verlichtingsmiddel gebezigd wordt, moeten alle goed-ingerichte lampen aan de volgende eischen voldoen: ten eerste moet de verbranding van het verlichtingsmiddel volledig zijn en zooveel mogelijk gelijkmatig plaats hebben; om aan deze voorwaarde te kunnen voldoen is het noodig gezuiverde verlichtingsmiddelen en een pit van gelijkmatige dikte en samenstelling te bezigen, den toevoer van de brandbare vloeistof naar het niveau van de pit zoo gelijkmatig mogelijk te doen plaats hebben en zorg te dragen dat op de plaats waar de verbranding moet plaats vinden, de temperatuur hoog genoeg is om de brandbare vloeistof op een voldoende wijze in brandbare gassen te veranderen, terwijl het bovendien nog noodzakelijk is om zorg te dragen voor. een geregelden toevoer van lucht; bij een te geringe hoeveelheid lucht heeft men gewoonlijk een walmende vlam en bij een te ruimen luchttoevoer wordt de temperatuur van de vlam verlaagd, hetgeen tengevolge heeft dat de koolstofdeeltjes, die zich afscheiden uit de ontwikkelde brandbare gassen, onverbrand blijven, evenals deze, veelal onaangenaam riekende gassen zelve. Een goede lamp behoort verder voorzien te zijn van een inrichting waardoor de grootte van de vlam geregeld kan worden en het door de lamp uitgestraalde licht moet op een behoorlijke wijze verspreid worden. Naar de wijze waarop het verlichtingsmiddel v. d. vergaarbak naar de oppervlakte van de pit wordt gevoerd, onderscheidt men zuiglampen en druklampen. De eerste zijn O., waarin het verlichtingsmiddel alleen door de capillaire werking der pit uit een lager of hooger liggend reservoir naar het uiteinde van de pit wordt opgevoerd. Druklampen zijn O. waarin het verlichtingsmiddel behalve door de capillariteit van de katoenen pit bovendien nog door eenig toestel naar de pit wordt toegevoerd. Bij alle druklampen ligt het oliereservoir lager dan de brander, n.l. in den voet der lamp.

Naar de inrichting van het toestel, die de olie naar de pit opvoert worden de druklampen onderscheiden in: aërostatische lampen, die op hetzelfde beginsel gegrond zijn, als de Heronsfontein (zie ald.); in het gesloten oliereservoir wordt lucht geperst, die, tengevolge van haar streven om met de buitenlucht in evenwicht te geraken, op de olie drukt en haar door een stijgbuis aan de pit toevoert; hydrostatische lampen, die op het beginsel der communiceerende buizen gegrond zijn; de vloeistof, die met de olie in de lamp evenwicht moet maken, en door welker drukking de brander onophoudelijk van de vereischte hoeveelheid olie voorzien wordt, moet een hooger soortelijk gewicht hebben dan de olie; zij moet geen nadeeligen invloed uitoefenen op de olie en evenmin op de stof, van welke de lamp vervaardigd is; statische lampen, waarin de olie door het gewicht van een vast lichaam (bijv. van een stuk lood) óf door de onmiddellijke (d. i. niet door het een of ander mechanisme teweeggebrachte) drukking van een in het cylindervormig oliereservoir nederdalenden zuiger uit den oliebak, die in den voet van de lamp aanwezig is, door een nauwe stijgbuis langzamerhand naar den brander gestuwd wordt; deze lampen verdienen vermelding, omdat zij (vooral die van de laatstgenoemde soort) als voorloopers van de mechanische lampen beschouwd kunnen worden; mechanische lampen, waarin de olie door een der volgende mechanismen uit het oliereservoir naar den brander wordt gevoerd: a. een gewone pomp, die door een raderwerk, hetwelk op dat van een uurwerk gelijkt, in beweging wordt gebracht (lamp van Ca-rcel, uurwerk- of pomplamp); b. door de drukking van een spiraalveer, die zich ontspant (moderatuur- of spiraalveeriamp). De mechanische lampen onderscheiden zich bovendien ook nog hierdoor, dat hare pit een grootere hoeveelheid olie ontvangt, dan voor het onderhouden van de vlam vereischt wordt; een deel van de olie blijft onverbrand, druppelt naar beneden .en wordt in een afzonderlijken vergaarbak opgevangen. De gasolie- of petroleumlampen zijn zuiglampen, die op zulk een wijze zijn ingericht, dat het reservoir voor bet verlichtingsmiddel zich altijd onmiddellijk onder de pit bevindt en dezelfde as heeft als de brander. De capillaire werking van de pit wordt aanmerkelijk begunstigd door bet geringer soortelijk gewicht en de grootere bewegelijkheid .van de vloeistoffen (gasolie, petroleum), die in deze lampen gebrand worden.

< >