die personen in een omgeving, stad, gemeente, vereeniging, welke op grond van vermogen, positie, stand of kundigheden geacht worden de besten, voornaamsten, bekwaamsten te zijn. In Frankrijk noemde men zoo een uitgelezen aantal door den koning uit adel, geestelijkheid en magistraturen bijeengeroepen personen, om hem in moeilijke omstandigheden als raadgevend lichaam ter zijde te staan.
Toen de Staten-generaal het koninklijk despotisme begonnen te bemoeilijken, riepen de koningen uit het huis Valois Assemblees des Notables bijeen, die zich naar den koninklijken wil schikten; maar toen ook deze meer zelfstandig optraden, kwamen na de vergadering van 1626 de notabelen niet weer bijeen, totdat Lodewijk XVI op raad van zijn minister Calonne in den uitersten nood weder zijn toevlucht nam tot een zoodanige vergadering, die van 22 Febr. tot 25 Mei 1787 zitting had. De regeering wilde van de voornaamste personen der bevoorrechte standen toestemming verkrijgen tot het heffen van belasting, die ook op hen gelijkmatig zou drukken. Die toestemming werd wel van enkele soorten (zooals grondlasten) gegeven, maar overigens rees er ernstige oneenigheid tusschen de vergadering en den minister van financiën. Calonne trad af en werd door Brienne vervangen. Ook die vergadering hielp weinig en deed den wensch naar een bijeenkomst der staten-generaal algemeen worden. Toen deze was aangekondigd, ontstond de bekende twistvraag over de wijze waarop de derde stand vertegenwoordigd zou worden. Ook daarover riep Lodewijk XVI eene vergadering van N. bijeen, die zitting hield van É Nov. tot 12 Dec. 1788 en de dubbele vertegenwoordiging van den tiers état verwierp, welk advies niet gevolgd werd.