maarschalk van Frankrijk, in 1771 te Epinay geb., diendo met onderscheiding in de oorlogen der republiek en van het keizerrijk in Duitschland en Spanje. Gedurende den russischen veldtocht van 1812 verhief Napoleon hem tot divisiegeneraal.
Als bevelhebber van het korps van Oudinot dekte hij den terugtocht van het leger naar de Weichsel. Na den slag bij Leipzig werd hij benoemd tot bevelhebber over het leger in België en gaf in den veldtocht tegen de vijandelijke overmacht, blijken van groote militaire talenten. Na den afstand van Napoleon, onderwierp hij zich in 1814 aan Lodewijk XVIII, die hem tot pair en in 1815 tot gouverneur der hoofdstad benoemde. Hij volgde den koning bij diens vlucht naar Gent, maar viel in ongenade toen hij, als lid van den krijgsraad, weigerde over maarschalk Ney een vonnis uit te spreken. In 1828 werd hem het bevel opgedragen over de expeditie naar Morea; hij kweet zich met succes van deze taak en ontving in 1829 tot belooning den maarschalksstaf. Als een getrouw verdediger der constitutioneel rechten, verklaarde hij zich in 1830 voor het huis van Orléans.
Hij vergezelde Karel X naar Cherbourg en trad in dat jaar gedurende eenige weken als minister van buitenlandsche zaken op. Vervolgens ging hij als gezant naar Weenen en in 1833 naar Petersburg. Van 30 April 1835 tot 19 Sept. 1836 was hij minister van oorlog. Daarna hield hij zich buiten alle openbare betrekkingen en stierf in 1840.